Tuurlijk speelden we in een feestopstelling. We waren immers kampioen. Nu was het tijd de rollen om te draaien: de doelman in het veld, veldspeler in het doel, verdedigers in de aanval, en de aanval in de verdediging.
Het was lekker weer, meer niet. Ons spel was matig. We creëerden veel kansen, maar misten. We gaven kansen weg, dus zij scoorden.
Maar we hadden plezier. Gelaten visten we ballen uit het net, gelaten zagen we de ballen over vliegen.
Ik stond in het doel. Een voorzet vloog er pardoes in, en bij een hoge bal ging ik niet vrijuit. Dat ik een penalty pakte, lag meer aan de kracht van het schot, dan aan mijn kunsten. Langzaam realiseerde ik me een ding: iedereen hoort waar hij het hele jaar al speelt. De verdediger achterin, de aanvaller voorin. We speelden gelijk: 3-3. Twee van de drie doelpunten van hen kwamen van onze eigen spits, die meedeed met de tegenstander omdat ze een tekort aan materiaal hadden. Zodoende wonnen we toch nog ergens.
Het was leuk, zo'n wedstrijd die nergens meer om gaat, in de zon, met wat gedol.
Nog één wedstrijd mogen wij als kampioen spelen, en volgend jaar nog een heel jaar. Een jaar in de feestopstelling zal ons weinig goeds brengen. Maar wij zijn kampioen, ja wij zijn kampioen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten