Ajax. Vroeger zei ik die naam nooit hardop, laat staan dat ik hem voluit zou schrijven. Ajax. Vier letters. Naam van een mythologische verkrachter die verdronk op zee en van een tweederangs merk allesreiniger. Bij ons aan de keukentafel spraken we van 020. Of je tekende met je vinger een grote neus in de lucht. Vriendjes die dat niet wisten gingen wel eens in de fout. Ajax. Niet zo vloeken! zei mijn vader dan.
In mijn dorp onder de rook van Rotterdam waren we voor Feyenoord. Mijn opa had Moulijn en Kreijermaat nog gekend en de boten naar Lissabon uitgezwaaid in 1963. Ook toen al was er maar één rivaal die er toe deed. Ajax. Ajax stond voor alles wat verkeerd was. Jongen, luister goed: het geld wordt in Rotterdam verdiend, in Den Haag verdeeld en in Amsterdam uitgegeven. De misplaatste arrogantie, de geldwolverij, de onterechte overwinningen op de valreep, de hulp van het scheidsrechterscorps, het ophemelen door zogenaamd objectieve journalisten. Dat waren de dingen die ik met Ajax leerde te associëren. En verliezen van ze. Heel erg verliezen van ze.
Verliezen van Ajax voelde als een groot onrecht, vergelijkbaar met Harry Potter die vermoord wordt door Voldemort (wiens naam trouwens ook nimmer wordt uitgesproken, behalve door held Harry zelf), of met Kleinduimpje die vertrapt wordt door de reus. Het goede dat het steeds weer aflegt tegen het kwade. Waarom toch? Ik geloofde níet in een God.
Mijn eerste voetbalherinneringen stammen uit de vroege jaren ’90. De titel van Feyenoord in 1993 staat me nog net vaag bij, maar ik herken vooral het gevoel van altijd maar minder zijn dan Ajax. Alles leken ze te winnen. ‘Godenzonen doen het weer!’ schreef de krant. ‘Ze hebben het geluk weer afgedwongen’. Voor ons begon Studio Sport om half acht, het eerste half uur was toch alleen maar 020. De samenvatting en dan die dikke nek van Van Gaal in beeld, of de broertjes De Boer die weer lekker hadden gefoebelt. Omkopers en mazzelaars. Een groot complot.
Het allerergste was, dat het Ajax-sfeertje zelfs in mijn directe omgeving wortel begon te schieten. Jongens die ik als vrienden zag balden plotseling hun vuist naar elkaar als Ajax weer een ronde verder was. Op school stond de tv aan voor de wedstrijd om de wereldbeker. Ik werd uit de klas gezet omdat ik 120 minuten lang Gremio aanmoedigde alsof ik er een seizoenskaart had. Dat Ajax won, hoorde ik op de grond in de gang aan het gejuich.
De tijd sleepte zich voort. Toen Feyenoord in 1999 eindelijk weer eens kampioen werd speculeerden de media over wat er toch mis was met Ajax. Verliezen van Feyenoord; hoe was het mogelijk. We zijn nu tien jaar verder. Er bleek heel wat mis met Ajax. Zoveel zelfs dat ze in die tijd maar twee keer kampioen zijn geworden. Twee keer maar! Europees was het ook nog eens kommer en kwel, waar Feyenoord tenminste nog de UEFA-cup van 2002 te vieren had. Eerlijk gezegd heb ik er tijden lang niets van begrepen. Telkens als ik vermoedde dat dat vermaledijde Ajax weer aan de absolute top kwam (en dat was vaak), donderden ze net zo hard weer naar beneden.
Het duurde lang voor ik me het realiseerde, maar dit seizoen is het besef er eindelijk. De zweem van onaantastbaarheid die altijd rond Ajax hing, lucky Ajax dat toch nog net de punten in de wacht sleepte, dat de scheids mee had en de media ook, dat het zich kon permitteren om hooghartig te zijn, het bestaat niet meer, het is een fase geweest, of een illusie. Het overheersende beeld van het Ajax van de laatste tien jaar is dat van een stelletje tobbers dat de druk niet aan kan en hun geld niet waard is. Precies iets wat ik ook over de Feyenoord-selectie zou kunnen zeggen. De arrogantie van het grote Ajax is geleidelijk aan weggesleten. Niemand bij Ajax zou het meer in zijn hoofd halen een 1 op de clubstropdas te zetten. De act “wij zijn de beste” is niet meer op te voeren zonder lachwekkend te zijn. Die kreet blijkt meer aan Louis van Gaal dan aan Ajax toe te behoren. AZ staat op het bordes met de schaal, Ajax werd dit seizoen gecoacht door een pannenkoek.
Ajax. Voluit schrijf ik de naam, met een hoofdletter nog wel. Het doet me niets. Er is geen bolwerk van het kwaad meer. In Amsterdam is er een groepje jongens in wit met rode shirts die er het beste van probeert te maken. De successen uit het verleden lijken de benen zwaar te maken en de fans ongelukkig. Ze worden karig beloond voor hun steun, heel karig. Ajax verliest in de laatste minuut van AC Milan. Ajax mist het kampioenschap op 1 doelpunt. Ajax speelt vier jaar op rij niet eens méé in de Champions League. De tv in de klas blijft gewoon uit staan. De betovering is uitgewerkt. De mouwen moeten opgestroopt en dan maar hopen op een incidenteel succes. Ajax is een beetje Feyenoord geworden.
Door Jochem
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten