Het was 1973 toen mijn opa S.V. Odijk voor de derde keer op rij regio-kampioen maakte. Het is zeker niet het enige succes dat de club langs de Kromme Rijn ooit gekend heeft maar heel het dorp weet dat mijn opa voor altijd onlosmakelijk verbonden zal blijven aan de gouden periodes uit het verleden. Hij stond namelijk symbool voor de manier waarop Odijk destijds speelde; attractief, snel, dwingend en vooral heel slim voetbal. Mijn opa was de alleskunner, de architect pur sang en een plaatselijke legende.
Nu, zovele jaren verder, is mijn opa nog altijd even ongenaakbaar als dat hij toendertijd op het veld was. Al het vijandelijke verzet vernietigende steekballen van net buiten de zestien en flitsende uitbraken langs de krijtstrepen hebben plaatsgemaakt voor zorgvuldig uitgespeelde counters en dodelijke efficiëntie uit de pen vanachter een oud houten bureau . Middels het plaatselijke krantje “’t Groentje” moet vooral zijn oude liefde S.V. Odijk het zo nu en dan in zijn columns ontgelden. Zoals mijn opa vroeger op het veld niet te stoppen was, zo weet ook nu niemand zijn aanvallen in de media gedegen te pareren.
Mijn opa is in dat opzicht niet veranderd, S.V. Odijk wel. Al enkele jaren is er geen kampioenschap in de wacht gesleept en in de regionale beker speelt het kleine dorp al jaren geen rol van betekenis. De grote concurrent uit het naburige dorp Bunnik weet zich, gesteund door een lokale televisieboer, elk seizoen adequaat te versterken en tegenwoordig spelen zelfs de “kleintjes” voor het kampioenschap. In Odijk spreken ze dan nog van geluk dat de grote vijand uit Werkhoven gebukt gaat onder financieel moeilijke tijden.
Gelukkig is er sinds vorig seizoen een nieuwe trainer; een gezellige dikke man die liever in een trainingspak loopt dan dat hij zich in een maatpak hijst. Hij weet de Odijkse jongens op de juiste plaats te zetten, geeft de jeugd de kans en boekt prima resultaten. Voor het eerst sinds jaren afwezigheid doet Odijk weer mee in de regionale beker. De sfeer is een stuk beter en na afloop drinkt iedereen samen gemoedelijk een biertje en worden er broodjes bal genuttigd in de kantine. Na jaren van slechte aankopen, louter passerende trainers en stropdassen met een gouden één wordt er in Odijk eindelijk weer gevoetbald.
Mijn opa ziet dat anders. De spelers staan verkeerd, we missen buitenspelers, we trekken dure overbodige spelers aan en we geven eigen talent geen kans. Dat de laatste jaren veel van mijn vroegere vriendjes in het eerste elftal zijn doorgebroken en dat sommige zelfs voor veel geld naar een andere club gegaan zijn, is aan dovemansoren besteed. Mijn opa drinkt dan ook geen biertje na afloop en eet ook geen broodjes bal. Nee, mijn opa zit verbolgen thuis, tikt verbitterd een kritisch stuk voor “’t Groentje” na de zoveelste overwinning en noemt dit S.V. Odijk het slechtse elftal in de clubhistorie. Ongenaakbaar en welhaast onnavolgbaar.
Alleen mijn oma staat hij toe zich door zijn ivoren toren naar boven te wanen, maar slechts om hem te roepen wanneer het diner op het punt staat opgediend te worden. Dan daalt hij neer en neemt hij plaats aan de keukentafel. Mijn oma zet het vlees op tafel, heerlijke karbonade, mijn opa moppert dat het te taai is. Ongeveer een jaar geleden, toen mijn oma terugkwam uit de keuken met de aardappeltjes, was de tafel leeg. Mijn opa was op stel en sprong naar de algemene ledenvergadering van S.V. Odijk vertrokken. De maat was vol. Het was me een heisa. Heel het dorp in rep en roer. Jawel, hij ging het dan eindelijk doen! De foto’s van mijn opa op zijn luxe herenfiets voor de slagboom van het Odijkse sportcomplex gingen heel de provincie door.
Uiteindelijk deed mijn opa niet zo heel veel. Een hoop oproer maar een week later zat hij gewoon weer aan de keukentafel. Het vlees was wederom te taai. Zo is mijn opa, want zo hebben we hem gevormd door hem nooit op de vingers te durven tikken. Een legende eet mals vlees en duldt geen tegenspraak. En als een legende op dreef is, ontziet hij niks of niemand. De voorzitter, de penningmeester, de trainer, de kantinejuffrouw, de vrijwilligers achter de bar, ze moeten er allemaal uit! Hup, heel de club op de schop, van de grond af aan weer opbouwen. Mensen met een clubhart aan het roer en de eigen jeugd een kans.
Maar opa, wie heeft er nu een clubhart? Al die mensen die elke zaterdag en zondag de kantine openhouden of die arme oude eenzame man die jaren lang vernietigende stukjes tikt over de club die hem groot heeft gemaakt? Maar zo ziet mijn opa dat niet, hij roept naar wie het maar horen wilt: "We hebben geen rechtsbuiten.”
En daar ligt de crux. Mijn opa heeft gelijk, zoals wel vaker. We hebben geen rechtsbuiten, het spel kan beter en natuurlijk haal je het liefst nog meer uit de jeugd. Een allesomvattend en niet te kraken gelijk, maar wel het gelijk van een verbitterde romanticus die de wereld van vroeger niet los kan laten, opgerakeld vanuit liefde voor de club maar doordrenkt met een onuitgesproken boosheid. Liefdevol doch rancuneus.
De gouden tijden zijn vervlogen en er zijn andere tijden aangebroken. Het is roeien met de riemen die je hebt om de motorboten om je heen nog enigzins bij te kunnen houden, een hoop geschreeuw vanaf de wal, want daar staan ze, helpt daar dan niet bij. De gezellige dikke trainer leidt het team van overwinning naar overwinning , laat de vervelende erfenis aan te veel, te duur en te onbeduidend spelersmateriaal slinken en doet overwogen en financieel verantwoorde aankopen. Daarmee duwt hij de club richting rustig vaarwater en kan er weer koers worden gezet naar een mooie toekomst. Op het moment dat we afstand nemen van de afgrond waarschuwt mijn opa dan dat we er bijna in dreigen te vallen. Ik mag hopen dat ze er in Odijk niet te veel aandacht aan zullen besteden.
Opa, alstublieft, laat het rusten en neem wat afstand, het komt wel goed daar in Odijk. Neem oma mee op vakantie naar Barcelona en ga lekker uit eten!
Door: Dave de Jong