Zaterdag ging ik naar het stadion. Eenmaal een plekje gevonden, hoog in de tweede ring, het Hand in hand gezongen, werd de wedstrijd in gang gezet. Het was een fijne avond, spannend werd het niet. Het verschil werd gemaakt door vier spelers: twee van hen en twee van ons. Jansen en Evers, de backs van De Graafschap. Zij kwamen tekort. Schaken en Cabral, de buitenspelers van Feyenoord. Zij waren te goed.
Op de terugweg in de trein zit de stemming er goed in. Feyenoord deed het wel aardig vandaag, is de algemene opinie. ‘Maar De Graafschap was ook wel heel erg slecht.’ ‘Ja,’ beaam ik, ‘als je een speler als Schaken al niet af kunt stoppen… Stel je voor dat zo’n jongen tegen Messi staat.’ Ik stel het me voor. Arme Evers en arme Jansen.
Zondag speel ik zelf. Zevende klasse, centraal achterin. Niet echt mijn vaste plek, maar doorgaans gaat het wel. Vandaag even niet. De spits scoort in een half uur drie keer. Alles wat ik onderneem om hem af te stoppen ziet er hopeloos traag en ongecoördineerd uit. Nog voor de rust roep ik naar een middenvelder: ‘We moeten wisselen, die jongen is te goed.’
Als Real Madrid morgen belt, of ik interesse heb, zeg ik nee. Ik weet zeker dat Evers en Jansen hetzelfde zouden doen. In de polder hebben we het al zwaar genoeg.
Door Jochem
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten