Iedere week kreeg een moeder de vuile was. ‘De tas’ krijgen zorgde voor twee problemen: allereerst moest je het monster mee zien te krijgen op de fiets (aangezien we op tien minuten van de voetbal woonden en ik nog net buiten de achterbankgeneratie val, moest ik altijd op de fiets) en het tweede probleem was dat je de tas een week later niet moest vergeten mee te nemen.
De inhoud bestond uit vijftien shirts, vijftien broekjes en vijftien paar sokken. Vaak zat er nog een waterzak in een zijvak. Of mijn moeders reactie een probleem was, kan ik me eigenlijk niet meer herinneren. Wel weet ik dat in de week van de tas het hele trapgat vol hing met was en het op zaterdag nog lekkerder was het tricot aan te trekken – zoals mam wast, wast er maar een.
De twee keer per jaar dat ik de tas mee naar huis moest nemen lukte het uiteindelijk wel. De terugweg duurde wat langer, maar er was altijd wel een vriendje die mijn eigen voetbaltas wilde overnemen. Samen kwamen we er wel. Dat de tas een week later weer mee moest, was een groter probleem. Ik herinner me een uitwedstrijd bij een club waar we de veerpont voor moesten oversteken. Mijn vader reed. Toen een ieder in onderbroek op de banken stond en er één vanuit gewoonte naar het midden van de kleedkamer liep om de shirts uit te delen, was het: ‘Sjaak! De tas!’
Mijn vader, net aan een bak koffie in de kantine, moest terug, over de pont en toen weer heen, over de pont. Toen hij aankwam met de tas liepen wij al een warming-up in shirts die de tegenstander nog ergens in een kast achteraf had liggen.
Gelukkig zijn we nu, jaren ouder, van de tas af. Al verlang ik soms nog terug als op een zondagochtend een teamgenoot naast mij voor het eerst zijn sporttas opent nadat hij hem een week eerder, vol nat spul, heeft dicht gedaan.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
op aruba hebben we een chronisch tekort aan trainers.......raad jij maar wie op Aruba elke week 'de tas' mee naar huis moet nemen om er volgende week weer mee klaar te staan haha
Een reactie posten