donderdag 31 maart 2011

Hand

We stonden langs de kant, mijn maat en ik, en keken naar het partijtje van het jeugdteam dat we trainen. De voorafgaande rondo was zozo. Nu we er bijna een jaar op hebben zitten, bespraken we de voortgang van de spelers. Niet te serieus natuurlijk, maar het is fijn als je jongens beter ziet worden. Daarnaast legden we het spel af en toe stil, en gaven aanwijzingen.

Er kwam een mooie uitbraak met een fijne voorzet. Een speler van de tegenpartij sloeg de bal weg met zijn hand. De jongens wilden een penalty, maar om te voorkomen dat het spel lang stil zou liggen (ik neem, nee, ik neem) telden wij een doelpunt en lieten het spel hervatten. De handsbal riep ik bij me.

"Waarom doe je dat, dat is niet nodig hè."

"Ja, maar dan is het toch gewoon een penalty?" zei hij, nietsvermoedend.

"Dat is toch niet leuk? Zij geven een mooie voorzet en kunnen hem inkoppen. En dan sla jij de bal weg."

"Dat mag toch, is toch gewoon een penalty!"

Dankjewel, Luis Suarez. Dank voor het voorbeeld.

Daar stonden wij, met ons goede gedrag.

zondag 20 maart 2011

Marco

Hij heet Marco, net als San Marco. Hij is de onbetwiste spits van deze laagvlieger: snel, technisch en doelgericht. Op hem zijn alle ogen gericht, hij moet de goals maken, de overwinning binnenhalen. Vandaag zal dat niet lukken. Hij weet het, maar zal nooit verzaken. Elke week opgewekt het hele team op zijn schouders.

Bij een ingooi staat hij aan de andere kant van het veld, en niet vrij. Toch roept een medespeler 'naar Marco!' Alsof dan alles goed zal komen.

Hij is zachtaardig, een vriendelijke man. Heeft niet dat gemene wat de grote Marco wel kon hebben, als het nodig was. Als hij diep in de tweede helft de bal krijgt, alleen tegen vijf verdedigers, is de rest van zijn team te moe om aan te sluiten. Hij gaat er één voorbij, maar dan wordt hij gesmoord. Even laat hij zijn schouders hangen: 'Sorry jongens.'

Van achter klinkt het: 'Geeft niet Marco'.

vrijdag 18 maart 2011

De bus

Na jaren in dezelfde klasse en in dezelfde regio gespeeld te hebben ken je de meeste teams wel een beetje. Je hebt het team met de Turkse slager op het middenveld, die met de maffe Argentijn die altijd buitenspel staat, en je hebt die lui met die partijdige scheidsrechters. Hoe je zelf bekend staat, daar kom je maar lastig achter. Ik hoop natuurlijk als het team met die geweldige centrale verdediger, die tevens charmant is en er goed uitziet, maar ik denk het niet. Ik denk dat wij dat team zijn dat altijd met de bus komt.

Voetballers zijn mensen met auto's, door de bank genomen. Ze verzamelen voor uitwedstrijden op de club en rijden dan in drie of vier auto's naar de tegenstander. Ik heb dat zelf ook wel eens meegemaakt, als ik met een ander team meedeed. Maar wij hebben geen auto's, wij hebben een fiets. Binnen de stadsgrenzen is dat geen probleem, maar de omliggende dorpen liggen net te ver weg, en dus moet de trein, de bus, en soms de regiotaxi uitkomst bieden. Vaak is het laatste stuk nog een eind lopen, langs provinciale weg of de plaatselijke Sportlaan. De tegenstander komt dan luid toeterend langsgecrosst.

Ik weet nog dat we wat laat op het veld verschenen en een tegenstander mij aankeek alsof ik vertelde dat we zojuist vanuit een ufo het veld op waren gestraald: "Met de bus? Zijn jullie met de bus?" Niet te geloven, voor auto-mensen.

Af en toe is het anders, dan leent iemand een auto van zijn ouders, of heeft er tijdelijk één in gebruik van zijn werk. Degenen die het meest alert reageren verdienen dan een plaatsje en hoeven iets minder vroeg op te staan. Zij die te laat zijn schikken zich in hun lot, of hangen voorzichtig de purist uit: 'komop jongens, de bus is toch veel gezelliger?'

En zo is het ook.

donderdag 17 maart 2011

Donker

In een artikel over de beste batsman (cricket) aller tijden, de 37-jarige Sachin Tendulkar, zei oud-international Tim de Leede dit: "Hij speelt nog steeds als een jongetje dat hoopt dat het nooit donker wordt."

Zo zouden ook voetballers moeten spelen, bijvoorbeeld als dit Spaanse jongetje. Balletje, muurtje, en maar tikken. En hopen dat het nog even duurt voordat mamma roept dat het eten klaar staat. Of bedtijd is.

Haarbandje

Hij moest er helemaal niks van hebben. Hij zag het wel eens bij tegenstanders, die droegen zo'n ding, maar dat waren niet zijn types. Het waren jongens die bezig waren met andere zaken - niet met een pass, maar met de spiegel.

Toch kwam het ervan. Hij begon last te krijgen van zijn haar, moest het constant uit zijn gezicht vegen. Dat kan nooit goed zijn.

Dus moest hij op een ochtend, bij het inpakken van de tas, vragen aan zijn vriendin of zij er één voor hem had. Ze liet er drie zien. Een met veertjes, een paarse, en een donkerblauwe die was gevlochten. Hij pakte de laatste, die zou het minst opvallen. Die kon hij wegdrukken in zijn krullen.

Toen hij voor de wedstrijd het bandje pakte, stopte hij het weg. Niet nodig. In de eerste helft kwam zijn team achter. Terwijl in de rust besproken werd wat er moest gebeuren pakte hij het haarbandje: "Sorry, jongens. Ik moet even zo'n ding in, want m'n haar zit in de weg."

Na rust werd er gewonnen.

maandag 7 maart 2011

Lasser

Je hoort wel eens iets over teambuilding. Met zijn allen op de hei zitten, een trainingskamp in Spanje, of allemaal in hetzelfde strakke pak bij een uit-wedstrijd arriveren. Pure intimidatie. Wij doen dat meestal anders, bijvoorbeeld door een avondje te bowlen.

Ja, te bowlen.

Maar van het weekend hoorde ik een veel mooiere vorm van teambuilding.

We spelen midden in de polder. Bij het veld staan twee dug-outs: een oude houten (daar zitten wij in), en een van de tegenstander. Deze is groter, steviger, en geschilderd in de clubkleuren. Als ik er naar vraag blijkt dat de tegenstander deze op een zaterdagmiddag met het team in elkaar heeft gezet.

“Huh, dat hebben jullie zelf gedaan?”, zeg ik.
“Ja. Gewoon een middagje met elkaar. We hebben een lasser in het team.”

De rest van de wedstrijd kon ik mijn kop niet meer bij het spel houden. Tussen alle jongens die op het veld liepen, zocht ik de lasser. En ik vond bowlen ineens wel heel zwak. Een dug-out bouwen, dan word je kampioen.

donderdag 3 maart 2011

Spanje

Ik was in Spanje, dit weekend, op bezoek. Terwijl in de Nederlandse competitie belangrijke wedstrijden op het programma stonden, trok ik mij even terug. En dan moet je naar Spanje gaan, echt zo'n land waar ze niks met voetbal hebben. Zo'n land dat me op geen enkele manier doet denken aan voetbal.

Toen ik van de luchthaven naar onze bestemming reed, begon het donker te worden. We hadden deze weg al veel vaker gereden. Je zag de zee, en stadjes die achter bergen of in dalen verschenen. Van die kleine, en van die stadjes waar je snel voorbij reed door de foeilelijke flats.

Langs de kant van de weg werd gesport. Ik zag hardlopers. En verderop een veldje waar volleybal werd gespeeld. Ik was er dus echt even helemaal uit.

Tot ik plotseling een voetbalveldje zag. Dit had ik hier nog nooit gezien. Hier werden de Alonso's, de Puyols en de - inderdaad - Iniesta's opgeleid. Pijnlijker was dat de Spanjaarden daar een potje speelden in oranje shirts. Oranje! Dit was doelbewust dansen op het graf. De sjaaltjes, vaantjes, of mokken in de winkels waar ESPAÑA CAMPEON MUNDIAL 2010 op stond, deden me niets. Maar dit.

Gelukkig nam ik enkele dagen later revanche. In de straten van Valencia speelden twee jongetjes voetbal op een breed voetpad. De bal rolde naar mij toe. Achteloos, maar in opperste concentratie, wipte ik de bal op. Tik-tak-tik-tak-tik-tak. De bal bleef hoog terwijl ik rustig doorliep. Oh, oh, oh, moedigde een van hen mij aan. Toen speelde ik de bal terug en liep rustig verder.

Het stelde niks voor, maar voelde o zo goed.

woensdag 2 maart 2011

Strak

Vroeger zat ik op schaatsen, dat ging altijd door. Als je maar de helft van het jaar ijs hebt, blijf je niet binnen als het te hard waait of regent. Met ijzige vingers zat ik voor de wedstrijd of training mijn schaatsveters strak te trekken. Zo strak mogelijk, dat schaatst het best.

Voetbal wordt soms afgelast, als het veld bevroren of te zeer doordrenkt is. Deze zondag niet, hoewel het weekend een onafgebroken regenbui is geweest. Met ijzige vingers zit ik mijn voetbalschoenen aan te trekken. Onwillekeurig trek ik ze zo strak mogelijk aan, tot ik me bedenk dat dit niet mijn schaatsen van vroeger zijn. Toch maar iets losser. Ik staar even voor me uit. Toch wel heel anders, dit. Zometeen geen gladde baan maar een modderig veld, met hier en daar een plukje gras. Niet de stopwatch als tegenstander, maar elf boeren uit Roelofarendsveen. Niet vechten in je eentje, maar met zijn allen. Verliezen is nooit helemaal mijn schuld, winnen nooit helemaal mijn verdienste.

Ik loop naar buiten. De wind en de regen, die zijn hetzelfde.