dinsdag 30 september 2008

Taal van zondag 28 september

Voetbal en taal hebben meer met elkaar dan u dacht. De voetballerij (dat is nummer één) barst namelijk van de clichés: vaste uitspraken, vaste woordcombinaties en vaste zinnen. In de kleedkamer kun je nauwelijks een normaal betoog houden over wat er allemaal mis gaat of iemand maakt je verhaal compleet belachelijk door het in een cliché te gieten. Zo ook afgelopen zondag:
- “Wij kregen bij 0-0 zoveel goede kansen, maar we verzuimden te scoren en dan …”
- “valt ie aan de andere kant, ja we weten het.”

Of:

- “Als we hadden gescoord bij die 1-1…”
- “dan wordt het een heel andere wedstrijd.”

Zoiets dus.

Ook zondagavond zeven uur (is ook zo’n mooie) staat garant voor een uurtje spelen met taal. Maar dan op een positieve manier. Op de bank in de woonkamer worden nieuwe dichters geboren wanneer de wedstrijden van de Eredivisie voorbij komen.

‘Sep de Roover? Nou, Sep der Onder’ (na een vrije tap die hij onder de muur door trapt).

‘Leroy Fer van ver.’

‘Das Phantom is geen schim van zichzelf.’

Voetbal is veel meer dan voetbal alleen.

Enoh

Een vreemde naam schalt door de ArenA als de stadionspeaker de opstelling voor de bekerwedstrijd tegen FC Utrecht voorleest: Enoh. Een Kameroener die over is gekomen van Ajax Cape Town, de satellietclub van Ajax in Zuid-Afrika.

Het stadion moet nog wennen aan zijn naam. Liedjes zijn er genoeg – van ‘Klaas Jan Huntelaar jalalalala’ tot ‘Suarez, Suarez, Suarez’ - maar er is er nog geen voor deze kleine middenvelder. De verwachting dat er ieder moment een nieuw lied kan worden ingezet, wordt bij mij gevoed als ik Enoh al een uur lang zie schitteren tijdens zijn debuut bij de eerste elf. Maar dat blijkt wat naïef: ‘Goed zo, neger’, klinkt het achter mij op de tribune als de grote onbekende een bal gretig afpakt.

De ArenA is niet voorbereid.

Wel enthousiast: kwalificaties als ‘de nieuwe Edgar Davids’ en ‘cultheld’ zoemen door de gangen als de supporters het stadion verlaten na een overwinning - Enoh loopt nog lachend zijn ereronde.

Geloof, hoop en liefde

Wat maakt een seizoen leuk voor de supporter? Het antwoord lijkt simpel: kampioen worden, of anders zoveel mogelijk wedstrijden winnen. Toch denk ik niet dat supporters van PSV de laatste vier jaar per definitie de gelukkigsten van Nederland waren. Misschien was het afgelopen jaar wel leuker om supporter te zijn van NAC, dat zo onverwacht op de derde plaats eindigde, terwijl het jaar daarvoor slechts de 11e plek werd bereikt. Mijn theorie is dat juist dat de belangrijkste factor is in de voldoening die een supporter uit een bepaald seizoen haalt: de prestaties ten opzichte van de verwachtingen.

Hier ligt meteen een probleem: de cumulatieve verwachtingen van de supporters van alle clubs komen nooit overeen met de uiteindelijke eindstand. Zo verwachten er altijd minimaal twee supportersgroepen kampioen te worden en gaat er een steeds groter wordende groep uit van minimaal een plaats in het linkerrijtje. Er worden dan ook elk jaar weer meer supporters teleurgesteld dan blij verrast.

Het probleem met hoge verwachtingen is dat ze heel makkelijk ontstaan en heel moeilijk weer verdwijnen: één buitengewoon goed seizoen of een mooie transferperiode doet de supportersschare roepen om minimaal een evenaring van het voorgaande jaar. Daarbij komt dat hoe langer het succes voortduurt, hoe langer de verwachtingen hooggespannen blijven. Zo verwachten sommige Feyenoorders nog ieder jaar mee te doen om het kampioenschap en vinden veel Ajacieden het stiekem merkwaardig dat Ajax niet als kanshebber voor Europees succes wordt gezien.

Er zijn nog andere factoren die meespelen in het succes van een seizoen: monsterscores, spectaculaire ontsnappingen of overwinningen op de aartsrivaal bijvoorbeeld. Toch worden deze incidentele injecties van vreugde altijd overschaduwd door de wetenschap dat de doelstelling wéér niet is gehaald, dat de lat wéér te hoog lag.

Gelukkig is er hoop voor de immer teleurgestelde supporter: nergens anders dan in sport is de uitdrukking ‘wie het laatst lacht, lacht het best’ zo goed van toepassing. Als Feyenoord dit jaar kampioen wordt zal dat alleen maar zoeter smaken na al die jaren van misère. En als het niet lukt, is het volgend jaar nóg mooier.

Voetbal in beeld I














Foto: Maartje

maandag 22 september 2008

Estadio Libertadores de América

De Avellaneda derby. Eén van de vele derby’s in de hoofdstad van Argentinië. Met zestien profclubs in de stad en provincie mag Buenos Aires zich met recht de voetbalhoofdstad van de wereld noemen. Na de ‘superclásico’ tussen Boca Juniors en River Plate staat de confrontatie in Avellanada tussen Independiente en Racing Club garant voor de grootste rivaliteit. Beide teams behoren samen met Boca, River en San Lorenzo tot de grote vijf van Argentinië en staan bekend om hun gewelddadige en eeuwige rivaliteit. Op deze middag is het niet anders.

De Racing-supporters zijn massaal komen opdagen in het stadion van de aartsrivaal Independiente om te zien hoe hun team vlak na rust al tegen een kansloze 2-0 achterstand aankijkt. Een vernedering dreigt. Er knapt iets. Alles liever dan dit! Door de zee van lichtblauwe en witte ballonnen duikt opeens een zwerm stenen op. Doelwit is niet de ‘barra brava’ (harde kern) van Independiente aan de overkant, maar de groep onschuldige supporters in het vak er naast. Zelfs de stoere kerels van Racing kunnen geen afstanden van 150 meter overbruggen.

Het duurt een minuut of tien voordat scheidsrechter Horacio Elizondo de wedstrijd stillegt en uiteindelijk ook vroegtijdig beëindigt. Betreurd moet hij toelaten dat de Racing-aanhang z’n zin krijgt. Racing heeft, hoe bizar het ook klinkt, namelijk gewonnen. Dat is het gevoel dat overheerst na een kanonnade van stenen en stoelen, een flinke aanvaring met de politie en een douche van traangas. In Argentinië denken de supporters het resultaat van een wedstrijd immers te kunnen en moeten beïnvloeden. Een afgang tegen de aartsrivaal is voorkomen en dus mag er gefeest worden.

Wordt vervolgd.

Door Thomas

Paolo

Op zondagochtend wakker worden. Zijn vrouw kreunt even wanneer de wekker gaat. Ze draait zich zachtjes om terwijl hij direct uit bed stapt. Hij slaat een badjas om. Voorzichtig opent hij een gordijn tot op een kiertje. Boven het water hangt een deken van mist.

Vandaag Empoli.

Voor de 21e keer de uitwedstrijd bij Empoli. Straks: rijden naar de club, eten met de jongens, wedstrijdbespreking – hij weet dat hij linksachter staat en weet exact wat hij moet doen, ook bij corners en vrije trappen en bij een uitbal en bij een penalty tegen en een penalty voor - en dan de bus in. Op naar Empoli.

Boven zijn pantalon draagt hij een wit overhemd. Op de autostoel naast hem hangt zijn jasje met een geborduurd logo op zijn borst. Met zijn helder groene ogen kijkt hij strak voor zich.

De weg gaat door.

Voor zich ziet hij volgende week: voor de 24e keer Siena, en de volgende week, voor de 22e keer Reggina. Wordt dat zijn 850e wedstrijd?

Paolo denkt nog lang niet aan stoppen.

Buiten het voetbal

Aardige man wel, mijn tegenstander van zondag. Hij deelde af en toe eens een complimentje uit ('knap binnengehouden zeg') en dat maak je toch niet vaak mee. Ik ben benieuwd wat hij doet in het dagelijks leven. Misschien is hij geschiedenisleraar, of groenteman. Of fabrieksdirecteur. Ik denk niet dat hij iets met computers doet, maar het zou natuurlijk best kunnen.

Eigenlijk wil ik van elke tegenstander alles weten: wat zijn favoriete club is, hoe zijn vrouw eruit ziet, of zijn kinderen ook op voetbal zitten en of hij dan elke zaterdag langs de lijn loopt te schreeuwen. Meestal is er tijdens de wedstrijd vrij weinig tijd om dit soort informatie uit te wisselen en dat vind ik erg jammer. Het zou daarom een goed idee zijn als beide teams na de wedstrijd samen een biertje zouden drinken, iets dat helaas weinig gebeurt.

De verscheidenheid aan tegenstanders is een groot klein genoegen van het amateurvoetbal en tevens een opvallend verschil met het profvoetbal. Bij profvoetballers heeft elke tegenstander hetzelfde beroep, namelijk professioneel voetballer. Ook zijn er andere overeenkomsten, zoals de beschikking over veel geld, het Playstationen als belangrijkste hobby en het op jonge leeftijd trouwen en kinderen krijgen. Voor de voetbalvolger is deze uniformiteit saai. Daarom is het extra leuk om te horen als een voetballer ineens medicijnen gestudeerd blijkt te hebben of als hobby ontzettend dure Japanse karpers verzorgt.

Ik wil deze gelegenheid dan ook aangrijpen om Evert ten Napel en consorten op te roepen zoveel mogelijk niet-voetbalgerelateerde informatie over spelers te vermelden. Laat ons weten wie er van schilderen houdt of graag Indisch eet, wie er zes broers en zussen heeft of zijn vijfde auto heeft aangeschaft. Maak mensen van die jongens.

dinsdag 16 september 2008

Vijftien

Ze was vijftien, veertien hooguit, en ze hoorde bij het groepje polderjongens een paar rijen boven ons. Ze liep altijd achteraan naar boven, langs onze plaatsen aan het gangpad. De jongens waren wat ouder, rond de twintig, en ze was vast het vriendinnetje van één van hen.

Het was een luidruchtig groepje en ze deed luidruchtig mee. ‘Joden!’ klonk het van boven, ook als de rest van het stadion stil was. Soms klonk het ‘Joden!’ alleen van het meisje, ook als de rest van het groepje stil was. Haar overslaande stem bereikte de grenzen van ons tribunevak en wie weet zelfs het veld.

Als de jongens besloten vroeger weg te gaan ging ze mee, weer achter haar vriend aan naar beneden. Soms hoorden we haar uitbundige ‘ Joden!’ nog een keer vanaf de trap naar buiten het stadion. De nuchteren onder de supporters keken elkaar dan wat meewarig aan.

Op een dag kwam ze niet meer mee met het groepje uit de polder. De vriend was alleen. Ik ben benieuwd waar ze nu mee naar toe is.

maandag 15 september 2008

Topschutter

Klaas Jan kijkt achterom. Gewoon uit interesse, want wie moet het veld verlaten? Wie van de jongens krijgt hij de laatste tien minuten naast of achter zich?
Ineens verschijnt zijn nummer 9 op het digitale bord dat de vierde official het stadion laat zien. Het digitale bord dat de prachtige plastic bordjes heeft vervangen die om de beurt in de lucht werden gehouden: eerst het rugnummer van de man die het veld moest verlaten, en dan het nummer van de verse kracht.

Klaas Jan Huntelaar moet er af.

Hij wrijft door zijn haar en langs zijn gezicht, als een oude man die heel hard moet nadenken bij een lastige vraag die hij eigenlijk niet snapt. Vanbinnen kolkt hij. Wie haalt nu de topschutter van 9 miljoen, die Ajax in de competitie al 70 doepunten heeft geschonken, naar de kant in eigen huis? Oké, oké, hij staat al droog sinds 20 april, maar slecht speelde hij toch niet?

Klaas Jan zet wat stappen en wrijft nog eens. Hij besluit maar naar de kant te rennen, dat kan die lange weg alleen maar wat verkorten. Zijn aanvoerdersband trekt hij af en hij roept de tweede aanvoerder bij zich.

Het fluiten vult de Arena. Een teken voor Klaas Jan.

Of voor zijn coach?

maandag 8 september 2008

Scoren

Een oplettende toeschouwer zou het kunnen afleiden aan mijn rugnummer negen: toen ons team twee jaar geleden werd opgericht, ben ik begonnen in de spits. Ik heb het daar exact een halve wedstrijd volgehouden, waarin ik eenmaal alleen voor de goal kwam. Een halve seconde twijfel en de keeper die de bal simpel oppikte.

Na die eerste wedstrijd kwam het middenveld, links- of rechtshalf, soms in het centrum. Al snel daarna stond ik voortaan centraal in de verdediging. Mooi werk hoor.

Iedere voetballer wil scoren en ik bleef er op azen. Op ons niveau ligt er nogal eens wat ruimte om als verdediger mee naar voren te komen en zo kreeg ik elke paar wedstrijden toch eens een kansje. Een mogelijkheid, zegmaar. Nooit viel die goal.

Dan nu, de eerste wedstrijd van het seizoen. De tegenstander, die gemiddeld 20 jaar en 20 kilo meer meetorst, kan het in de tweede helft maar moeilijk bijbenen en de ruimtes worden groter en groter. Met de linkshalf in balbezit zie ik een enorm gat in de vijandelijke verdediging. Terwijl ik het op een lopen zet gaat de bal naar onze nummer tien. Ik roep en krijg de bal. Alleen voor de keeper. Nu schieten of nog één stap verder?

Shit.

Honingkaramel

In de rust wordt druk gediscussieerd. Het is niet dat de wedstrijd uit de hand loopt, maar van een gezellig zondagochtendpotje kunnen we niet spreken. Nee, we hadden wat anders verwacht.

Hij droomt wat weg en eet een honingkaramel ontbijtkoekreep van de Albert Heijn. Als voorstopper speelt hij goed. De spits is nergens, al is hij wat agressief, maar dat zal het gevolg zijn van het strakke optreden van onze voorstopper.

Wisselen, knijpen, passen. Alles wordt besproken. We besluiten dat we ‘gewoon moeten blijven voetballen’. Jij dit, ik dat en zus zo, dan kunnen we daar en komen we hier.

Dan zegt hij dat hij wil wisselen.

Nogmaals: hij speelt goed, de spits is in het spel niet te bekennen, enkel door een grote mond en een vervelende tik hier en daar. ‘Nee, jij moet blijven staan. Lekker blijven spelen, dan komt het goed.’

‘Sorry, maar ik zit gewoon niet lekker in m´n vel bij hem.’

Even is het stil in de chaos van de rust.

Begin

We staan aan de vooravond van het derde seizoen met ‘de Buffels’. Mijn schoenen, shirt en sokken verdwijnen in mijn tas. Ik loop mijn kamer in, sluit de deur en zie daar onze teamfoto hangen. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Kijkend naar mijn jongens denk ik aan de vele prachtige zondagen die we de afgelopen twee jaar hebben meegemaakt.

Er is gelachen, gevloekt, gedanst, gedronken en gedoucht. Veelal begeleid door prachtige poëtische volzinnen als ‘Dat zei je moeder gister ook’ of schitterende liedteksten als ‘If you’re proud to be a Buffel, clap your hands’.

Lief en leed hebben we met elkaar gedeeld. Wie heeft er niet nagedacht om er nu dan toch maar mee op te houden, na de zoveelste pijnlijke afstraffing in het eerste seizoen? Of als we wéér met een handjevol spelers probeerden een training af te werken, terwijl de lichten veel te vroeg werden uitgedaan. Wie heeft er niet het hele voetbalelftal vervloekt als hij na een veel te korte nacht, nog stinkend naar bier en rook de wekker uitdrukte om zich vervolgens brak naar de club te begeven?

In weer en wind stonden we op het veld, om vervolgens onaangenaam verrast te worden door wederom koud water uit de douche.

Gelukkig hebben we volgehouden. Dankzij de vele hoogtepunten en ondanks de vele dieptepunten kan ik met recht zeggen dat ik het voor geen goud had willen missen. Ik pak mijn tas, spring op mijn fiets en trotseer de regen op weg naar mijn club.

We mógen weer.

Door Koen

maandag 1 september 2008

Training

Na tien minuten kunnen er al verschillende conclusies getrokken worden: het technisch vermogen is tijdens maanden van inactiviteit niet op magische wijze verbeterd en ook het uithoudingsvermogen moet traditioneel vanaf het absolute nulpunt worden opgetrokken. Dezelfden als vorige jaren blinken uit en dezelfden staan te schutteren. Ook zijn het dezelfden die nooit mee terug komen om mee te verdedigen, al moet deze keer praktisch iedereen het afleggen van veel meters noodgedwongen uit zijn hoofd zetten.

Na een half uur beginnen delen van het lichaam op te spelen; iedereen maakt kennis met zijn persoonlijke pijntjes voor de komende tijd. Nu tonen zich de grote verschillen in technisch en tactisch vermogen binnen de selectie pas echt duidelijk en wordt de partijvorm een ongelijke strijd tussen het team met vier vaardigen en het team met twee.

Na een uur klinken de eerste zachte voorstellen tot ‘laatste goal’, die door een deel van de spelers hardhandig worden weggewuifd. ‘We zijn toch geen mietjes.’

Na anderhalf uur ligt de groep voor dood op het gras. Het meegebrachte water is al lang op, de kleedkamer dicht want het seizoen is nog niet begonnen en er moet ook nog naar huis gefietst worden. De helft kan niet meer lopen van de blaren en enkelen zijn bezorgd zichzelf nu al voor een paar weken geblesseerd te hebben.

De eerste training was geweldig. Het seizoen kan beginnen.

Park

Ik speelde iedere week in het park met Brazilianen, Japanners, Russen en Italianen. ‘Parkers Piece’, in de Engelse universiteitsstad Cambridge. Tussen de barretten, bibliotheken en boeken had je daar ook voetbal. “England till I die”, vloog het door de straten als het Engelse nationale team speelde. Pubs puilden uit. Na de wedstrijd stonk de stad naar bier en fast food. Winst of verlies.

Parkers Piece bestond uit een grote grasvlakte waar twee dunne stroken asfalt elkaar in het midden vonden. Door het kruis ontstond een vierdeling. Eén deel werd gebruikt voor cricket. De rest voor van alles en nog wat.

Veel voetbal.

In 1838 werd de koningin gekroond in Parkers Piece. Tien jaar later – terwijl vanuit Frankrijk een golf van revoluties over Europa heen trok - werd er voor het eerst met regels gespeeld die het moderne voetbal inluiden, zoals de doeltrap, de ingooi.

The Cambridge Rules.

Wanneer we een partijtje startten was niets nodig. De lijnen die 150 jaar geleden waren uitgezet, voelde iedereen feilloos aan. Van Braziliaan tot Japanner, van Rus tot Italiaan.

Welkom

Welkom bij Voetwerk, een weblog met verhalen over voetbal en alles wat zich daaromheen afspeelt. Om tweewekelijks een update te ontvangen over onze nieuwste stukjes stuur je een mail naar voetwerk@gmail.com. Ook suggesties, commentaar of eigen inzendingen kunnen naar dit adres.

Sjaak en Vincent