Elke dinsdag- en vrijdagmiddag komt hij met zijn vrachtwagen de Botermarkt oprijden. Hij stapt uit en begint meteen: marktkramen opbouwen. Stoïcijns pakt hij de metalen stellingen en houten planken uit de grote oplegger, tilt ze naar de juiste plek en zet de kramen in elkaar. Met zijn koptelefoon op bouwt hij in zijn eentje de hele markt op, zonder pauze. Wij slaan hem gade vanaf de terrassen of onderweg naar werk of college, maar hij kijkt nooit op.
Zondag staat hij op het middenveld. Hij rent naar voren bij een aanval en terug bij balverlies. Hij verliest geen duel maar neemt ook geen initiatief. Zo stoïcijns als hij de markt opbouwt voetbalt hij; altijd in hetzelfde tempo, nooit een verschil in intensiteit. Even denk ik dat hij tijdens de rust gewoon door zal rennen, maar dat gebeurt niet.
Nauwelijks een woord komt over zijn lippen tijdens de wedstrijd. Éénmaal moppert hij tegen zijn medespeler over het veld: van kunstgras moet hij niks hebben. Hoewel ik een tijdje zijn directe tegenstander ben, heb ik niet het gevoel in dezelfde wereld te leven. Hij gaat maar door en kijkt niet op. Ik sta erbij en kijk ernaar, terwijl ik probeer hem bij te houden.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten