Na een gewonnen wedstrijd lees ik in de kleedkamer op mijn telefoon dat Harry Mulisch overleden is, de laatste schrijver van de Grote Drie. In reacties worden opsommingen gemaakt van al zijn successen. Een ervan ontbreekt.
Thuis luister ik een interview terug van dertien jaar geleden. Mulisch wordt gevraagd of hij wel eens gaat voetballen met zijn jonge zoontje. “Nee, ik heb een hekel aan voetballen. Je trapt niet tegen dingen, ook niet tegen een bal. Je kunt er mee gooien, maar ik houd niet van trappen.”
Mulischiaanse logica.
Ik pak het boek Literatuur met een doel, schrijvers over voetbal erbij waar nog eens herhaald wordt dat voetbal Mulisch “geen bal interesseert. Geen voetbal zogezegd.” Ook staan er enkele passages uit zijn succesvolle roman De ontdekking van de hemel waarin Mulisch zich met verdekte termen negatief uitlaat over voetbal.
Mulisch gooit de sportpagina’s van een krant als eerst weg.
Maar in het boek staat ook dit: in december 1951 komen bijna alle grote schrijvers samen in kasteel Oud-Poelgeest voor een festival. Een prachtig weekend waar twee teams van de tijdschriften De Windroos en Podium tegenover elkaar staan in een potje voetbal. Paul Rodenko speelde goed, W.F. Hermans was scheidsrechter. Als fluit gebruikte hij een hoorn.
“De Windroos nam een voorsprong van 2-1 en de kaarten leken geschud. Maar toen scheidsrechter Hermans voor het laatste fluitsignaal floot, was de stand 3-2 voor Podium.
Twee doelpunten van invaller Harry Mulisch hadden De Windroos alsnog de das omgedaan.”
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten