maandag 29 december 2008

Winterstop

Buiten is het -4, binnen zitten we in de kroeg, een biertje erbij en kijken naar AZ-NEC. Normaliter zouden we ’s zondags zelf voetballen, maar we hebben winterstop, zoals het hoort tijdens de feestdagen. De winterstop van de profs duurt tegenwoordig nog maar drie weken. Op 16 januari beginnen ze alweer, ze spelen 34 wedstrijden, plus beker, Europees en interlandvoetbal. Sinds een paar jaar dus zelfs op Tweede Kerstdag.

Wij spelen maar 22 wedstrijden per jaar, plus een handvol voor de beker. Dit geeft ons tijd om eens wat anders te doen, zoals het bezoeken van een wedstrijd in de eredivisie, of lekker de kroeg in te gaan. Om voetbal te kijken. De profs blijven spelen om een land, wereld, van verslaafden te bedienen. Over drie weken begint het pas weer, eens kijken of er nog transfernieuws is.

Vinger

Hij staat 2-1 achter. Een gevalletje: het betere van het spel, maar te weinig krijgen. Als in blessuretijd na een rommelige situatie de gelijkmaker binnen wordt gewerkt staat hij te springen langs de kant: gerechtigdheid. Maar iets dieper in de blessuretijd wordt dit enthousiasme weggevaagd. Een goal om de oren en hij staat weer met lege handen.

In de emotie gaat zijn middelvinger omhoog. Even. Heel kort. Dan verdwijnt de vinger, in één beweging achter de rug. Zoals de grap op het schoolplein waarbij je je hand uitreikte en op het moment dat de ander die wilde schudden nonchalant naar boven trok en door je haar haalde.

Maar waar vorig jaar lieden die over de schreef gingen in taal en handelen rondom het voetbalveld hardnekkig werden verdedigd, bood de coach van F.C. Groningen, Ron Jans, direct zijn excuses aan.

Duim omhoog voor Jans.

1995

Wij zitten op de bank, uit te hijgen van een potje op de spelcomputer Wii waarbij een actieve houding nodig is. Op tv is het 1995. We zien een man die op dit moment winterkampioen is met AZ. De man roept:

'We zijn de beste. En niet alleen van Amsterdam, maar ook van Rotterdam, en ook van Eindhoven, en ook van Europa. Wij zijn de beste van de wereld!'

Onder leiding van Louis van Gaal wordt Ajax in 1995 zonder ook maar een keer te verliezen kampioen, wint de Champions League en als klap op de vuurpijl de Wereldbeker in Tokio. We praten over wat wij deden in 1995 en over hoe mooi het is dat dit team het jongste team is dat de Champions League heeft gewonnen. Inderdaad, jongens waren het. Overmars, De Boertjes, Davids, Seedorf, Kluivert, Reiziger. Achttien, twintig, tweeëntwintig hooguit.

Wij kijken elkaar aan: tweeëntwintig, drieentwintig, zesentwintig en achtentwintig jaar. Tot de stilte wordt verbroken: 'Tsja, sommigen winnen de Wereldbeker op hun achttiende, anderen staan op hun achtentwintigste in hun pyamabroek te wiiën.'

maandag 22 december 2008

Moment van het weekend

In het amateurvoetbal moet je vaak zelf een scheidsrechter leveren. Dit levert nogal eens problemen op. Zo floot een van onze geblesseerden ooit een wedstrijd die hoog opliep. De tegenstander wist hem constant te vinden, tot het moment dat een van hen tierend op hem af kwam en de stoppen bij onze scheids doorsloegen: als een van ons er niet tussen was gesprongen, zou dit in een handgemeen zijn ontaard.

Een scheidsrechter op de vuist – nogal uniek. Dit weekend speelde zich ook een nogal unieke situatie af waarbij de een voor de ander in de bres sprong.

Toneel is PSV-Feyenoord. De Rotterdamse ploeg speelt aardig, maar staat 1-0 achter. Verder hebben twee spelers al een gele kaart gepakt die zorgt dat zij de volgende wedstrijd geschorst zijn - Verbeek moet weer puzzelen.

Rechtsback Tiendalli heeft ook al geel en terwijl de wedstrijd bijna is afgelopen, raakt hij in een opstootje met – hoe kan het ook anders – Danko Lazovic. Beide geel, zou je zeggen. De nuchtere, altijd zo rustige Verbeek staat aan de kant en ziet het op tien meter van hem af gebeuren. Hij kijkt even naar rechts en rent het veld in om Tiendalli weg te trekken bij Lazovic. 'Bij de strot te grijpen', verklaart hij later. Om hem te behoeden voor een tweede gele kaart, een rode kaart, en een schorsing.

Voor deze heldendaad had Verbeek zelf een kaart moeten krijgen, maar scheidsrechter Braamhaar voelde de situatie aan: Verbeek heeft het al zo zwaar.

Ervaring

Mijn vraag is: als we nog nooit een wedstrijd op TV hadden gezien, waren we dan ook met de armen om elkaars schouders in de middencirkel gaan staan?

Even uitleggen: een wedstrijd voor de beker; na twee counters staan we in de rust met 2-0 voor. We buigen behoorlijk maar breken nog niet. In de tweede helft krijgen de tegenstanders waar ze in alle eerlijkheid ook wel recht op hebben: twee doelpunten. De achtste klasse kent geen verlenging en iedereen weet in de laatste minuten waar dit op uit gaat draaien. Dit wordt onze eerste penaltyserie aller tijden.

Dit wordt helemaal niet onze eerste penaltyserie aller tijden. We hebben er al heel wat meegemaakt: tegen Italië in 2000, bijvoorbeeld, of tegen Brazilie in 1998, velen ook tegen Juventus in 1996 of zelfs tegen Denemarken in 1992. We weten goed wat verliezen is, van winnen hebben we een vaag idee: sommigen waren erbij tegen Gremio in 1995 en iedereen tegen de Zweden in 2004.

Geroutineerd doorlopen we de procedure: vijf namen vaststellen, de keeper op zijn schouder slaan en ons verzamelen in de middencirkel. Één voor één maken onze spelers en die van de tegenpartij hun tocht naar de penaltystip. Na tien strafschoppen staat het 4-4. Dan missen wij en raken zij, en rent hun team juichend naar de beslissende schutter. Wij laten ons achterover vallen en zeggen tegen degenen die misten dat het niet uitmaakt: zij durfden hem tenminste te nemen.

Ons uitgebreide verleden als toeschouwer beïnvloedt hoe we ons gedragen in het veld. Onze ervaringen op het veld voegen we toe aan de herinneringen uit het verleden. Helaas wordt het rijtje nederlagen nu met Leiden 2008 uitgebreid.

maandag 15 december 2008

‘Attamottamotta’

Te scanderen bij wedstrijden van de Graafschap als ‘ah-tà-motta, ahtamottamotta’, voor kenners op de melodie van ‘Friesland boppe, Friezen moet je schoppen’. Een pracht van een strijdkreet, een karakteristiek motto voor de landsaard van de Achterhoek bovendien. Jammer dat de argeloze voetballiefhebber als niet-Achterhoeker er niets van begrijpt. Er ook niets van kan begrijpen, vanwege het dialect en de typische mentaliteit die er uit spreekt. Eén en ander laat zich maar moeizaam uitleggen. Vandaar misschien dat het altijd stil blijft in het bezoekersvak (voor de verbale ‘wedstrijd in een wedstrijd’ gemakshalve gelegen naast het sfeervak van de thuisclub) als het weer eens van de tribunes van de Vijverberg rolt. Altijd kort, maar krachtig en massaal.

Wanneer de Graafschap de akker van het eigen stadion tweewekelijks omploegt en de punten sprokkelt wordt ‘attamottamotta’ niet ingezet bij technische hoogstandjes. Niet alleen omdat die zeldzaam zijn bij de Superboeren, maar ook omdat voetbalvernuft niet bepaald past bij de strekking van de tekst. Het Achterhoeks kent het gezegde ‘als het mot, dan mot dat moar’. De letterlijke betekenis is: ‘als het moet, dan moet het’. Een gruwelvertaling voor de rasechte Achterhoeker, maar een eerste stap in een poging om te komen tot een tot uitleg voor allochtonen.

Men scandeert het wanneer de bal op een afzichtelijke wijze de tribune in of het stadion uit verdwijnt. Men scandeert het ook als er ingegrepen wordt met een stevige tackle, waarbij liefst de man meegnomen wordt. Bij de Graafschap zijn schoffelaars als René Bot nog culthelden. Ook te scanderen als er een opstootje is op het veld of op de tribunes. Tot slot is het belangrijk ‘attamottamotta’ in te zetten als strijd vereist is, maar tot dusver in een wedstrijd achterwege is gebleven. Het motto kan ook worden gebruikt om geld in te zamelen. Terwijl begin jaren ’70 met de actie ‘een tientje voor Guus’ met behulp van melkbussen een inzameling werd gehouden voor de terugkeer van Guus Hiddink, werd vorig seizoen een verkoopactie gestart waarin sjaals met ‘attamottamotta’ erop gekocht konden worden. De opbrengst was, in deze tijden waarin het grote geld in het voetbal regeert, geheel bestemd voor het spelersfonds.

Attamottamotta staat voor werklust, werken voor je geld, de mouwen op stropen, onverzettelijkheid, de schouders eronder, doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg en meer van die clichés die je vaak hoort als het over de Superboeren gaat. Beter had ik eigenlijk helemaal niet kunnen beginnen aan dit stukje. Beter is het namelijk om de sfeer te komen proeven op de Vijverberg en mee te scanderen. ‘D’ran’, zoals het bordje aan het einde van de spelerstunnel de blauw-witte helden op het hart drukt. Attamotta, attamotta motta!

Door Arthur

Jaaroverzicht

In de vier maanden dat Voetwerk nu bestaat, heeft menig gastschrijver zijn debuut gemaakt op dit blog. Nu is het ook tijd voor uw debuut. Want in alle jaaroverzichten kan Voetwerk niet achterblijven. Dus vragen we u uw mooiste voetbalmoment van het jaar 2008 naar Voetwerk te sturen, dan zullen we in januari terugblikken aan de hand van uw stukje. De mooiste momenten en beste beschrijvingen worden geplaatst.

Reageer hieronder of stuur uw stukje naar voetwerk@gmail.com

Clubliefde

Nooit gedacht.

Dat ik nog eens in een stadion zou zitten om te kijken naar Ajax-NAC. Ten eerste ga ik bijna nooit naar voetbalwedstrijden en ten tweede ben ik van kleins af aan al Feyenoordfan.

Mijn bezoek aan deze voetbaltopper (want het was nr. 2 tegen nr. 4) leverde mij dan ook de nodige hoon op van familie en vrienden, die het maar een raar idee vonden, een Feyenoorder bij een Ajaxwedstrijd. Zo stuurde een vriend (Ajaxfan) een sms: "Jij bent voor Feyenoord." Ik antwoordde hem dat hij het inderdaad bij het juiste eind had, maar dat je voor goed voetbal op dit moment niet bij Feyenoord moet zijn.

Ook niet bij Ajax, constateerde ik, maar desalniettemin had ik het aardig naar mijn zin. De wedstrijd eindigde in 3-0 en de hartverwarmende vreugde van de Ajaxfans om me heen (in het bijzonder vriend Job met wie ik er samen was) maakten het schrale duel tot een vermakelijk uitje.

De hamvraag blijft natuurlijk wel: wat doet een (hartstochtelijk) fan van de club uit Rotterdam-Zuid met een glimlach bij een wedstrijd die de aartsrivaal winnend afsluit? Welnu, daar is een eenvoudig antwoord op te geven: met de jaren worden de hartstocht voor Feyenoord en de afschuw jegens Ajax minder.

Het wegebben van de passie komt voornamelijk door het allerbelabberdste spel van mijn favoriete ploeg en de navenante prestaties, die hebben geleid tot een treurige twaalfde plaats in de Eredivisie. Oke, als Feyenoordaanhanger weet je dat je één, hooguit twee keer per decennium een prijs kunt bejubelen en dat het de andere jaren armoe troef is. Maar na twee droevige seizoenen (een zevende en zesde plaats in de eindstand) voel ik me dit jaar als de bokser die murw geslagen in de touwen hangt. Een bokser die bovendien denkt dat hij het ergste gehad heeft, maar ondanks zijn aangeslagen toestand nog even de knock-out krijgt uitgedeeld. Zo ongeveer voelde de 3-1 thuisnederlaag tegen De Graafschap vorige week.

En dus kon ik het voor mezelf aardig verantwoorden dat ik goed geluimd op de Amsterdamse tribune zat en klapte voor de doelpunten van Ajax. Ik zat er als neutrale toeschouwer en had me prima vermaakt.

Maar toch, eenmaal thuis begon het te knagen. In de pakweg vijftien jaar dat ik voetbalfan ben, is het aantal wedstrijden dat ik heb bezocht op twee handen te tellen. En daarvan waren er maar twee waarin Feyenoord een van de spelende ploegen was. Die statistiek trof me minstens even hard als het besef dat ik, ooit vurig Ajaxhater, met plezier naar de ‘godenzonen' had zitten kijken.

Ik bedacht me geen moment en heb direct een clubkaart van Feyenoord aangevraagd. Want die halfzachte clubliefde van mij kan wel een oppepper gebruiken. En misschien dat het de jongens uit Rotterdam-Zuid inspireert tot betere prestaties, zodat ik binnenkort ook met een glimlach op de tribune van De Kuip zit.

Door Jamie

maandag 8 december 2008

FC Cyril

De naam Cyril is afgeleid van het Griekse Kyrillos, wat 'heer' of 'meester' betekent. Dat klopt dan aardig, want Cyril is duidelijk heer en meester in het elftal van onze tegenstander. Hij heeft een vrije rol, uiteraard, als de echte groten. Constant klinkt zijn naam: 'hier, Cyril!', 'naar Cyril!'. Zonder hem waren ze reddeloos verloren, het lijkt wel of hij overal bij betrokken is. Ik vraag mijn eigen tegenstander hoeveel spelers in zijn team Cyril heten, maar hij kijkt me niet-begrijpend aan.

Als de scheids fluit voor de rust komt er een jochie met een gouden bal in zijn handen het veld oplopen. Cyril zegt: 'Krijgt papa een kusje?' Natuurlijk is het zijn kind. Hij is hier de man des huizes, de pater familias.


Ondanks Cyril gaan we toch winnen. Ondanks zijn assist gaan we toch winnen. Ondanks een penalty tegen – ingeschoten door Cyril – gaan we toch winnen. Want wij zijn met meer dan één. Tegen een echt team gaat zelfs FC Cyril ten onder.

Voetbal in Beeld II


Winterstop

Dat het tijd is voor de winterstop - even zonder voetbal, want op het moment zie ik overal voetbal in - werd mij afgelopen week duidelijk tijdens het lezen van een boek over de Nederlandse politiek.

Ik las:

'In 1996 verliet Deetman de Tweede Kamer. Zijn plaats op de voorzittersstoel werd na een kort maar hevig politiek steekspel ingenomen door PSV'er Piet Bukman. Vanwege zijn onervarenheid...'

Huh? PSV'er?

Na tweede lezing bleek Bukman gewoon een CDA'er te zijn, afkomstig uit een anti-revolutionair tuindersgezin.

maandag 1 december 2008

Invalbeurten

Het is al bijna 12 jaar geleden, maar vergeten zal ik het niet snel: de snelste rode kaart in de eredivisie na een invalbeurt. Dat lijkt triviaal, maar ik ben nu eenmaal bedeeld met een stel hersens dat nutteloze feitjes liever en beter onthoudt dan wetenschappelijke theorieën en praktische kennis. Die breingesteldheid heeft me meer na- dan voordelen opgeleverd, maar voor een voetbalblog lijkt deze handicap me bij uitstek wél geschikt.

Zo kan ik moeiteloos oplepelen dat Marcio Santos, de met veel bombarie gehaalde Braziliaanse wereldkampioen, op 22 december 1996 in de wedstrijd Ajax-PSV mocht invallen. Hij loste Mario Melchiot af en sprintte direct achter een tegenstander aan, om die luttele tellen later van achteren onderuit te schoffelen. En zo kon Santos, 19 seconden nadat hij was ingevallen, het veld alweer verlaten met een rode kaart op zak.

De aanleiding voor deze anekdote is een voorval in de uiterst vermakelijke wedstrijd Heerenveen-PSV van afgelopen zaterdag. De Eindhovenaren werden door Heerenveen vakkundig op een 2-0 achterstand gezet, maar kwamen wonderbaarlijk genoeg nog terug tot 2-2. Aangezien er na de gelijkmaker nog maar een paar minuten te spelen waren en PSV plots de overhand had, probeerde Heerenveen de tijd opzichtig te rekken.

Om die reden besloot trainer Sollied diep in blessuretijd nog eens te wisselen – een veel gebruikt middel van angstige coaches om de resterende speeltijd vol te maken. Het bord ging omhoog en wees aan dat nummer 35, Gerald Sibon, zou worden vervangen door nummer 44.

Daar stond hij dan, de 18-jarige Pool Pavel Wojciechowski. Klaar om in te vallen en nog even wat speelminuten mee te pakken. Ik had enorm met de jongen te doen, want de klok wees inmiddels aan dat de blessuretijd nagenoeg was verstreken. Ik hoopte voor hem dat de scheidsrechter uit medelijden in ieder geval nog een minuutje extra zou laten doorspelen.

Helaas.

Terwijl de Pool het veld op sprintte, blies arbiter Kuipers voor het einde. En zo werd Pavel Wojciechowski de speler met de kortste invalbeurt in de eredivisie. Zielig, maar ook onvergetelijk.

Vraag me er over 12 jaar nog maar eens naar.

Door Jamie.

Jamie schreef eerder voor de sportredactie van Volkskrant. Hier een selectie van een aantal sportverhalen op zijn blog over Feyenoord, de Tour, Wimbledon en zwemmen.

'E guy nobo'

Ik ben vijf minuten te laat, maar ben toch een van de eersten. Op het veld staat een jongen al klaar. Hij is jong, iets te zwaar, en komt nerveus over. Zijn schoenen glimmen en hij heeft lang nagedacht over wat hij aanheeft. Hij is nieuw.

Als de trainig begint, bespreekt de trainer de aankomende wedstrijd en zeurt wat over de instelling. Hij herrinnert ons aan het feit dat we in de hoofdklasse spelen en ons zo ook moeten gedragen. De nieuwe jongen voelt zich meteen aangesproken en glimt alleen al bij de gedachte. De nieuwe jongen wordt niet voorgesteld.

Bij de warming-up probeert de nieuwe jongen al uit te blinken. Hij zweet zich kapot. De nodige opmerkingen over zijn te enthousiaste knieheffingen vliegen al over het veld. Aangezien niemand verder naar zijn naam heeft gevraagd noemt men hem maar 'e guy nobo', de nieuwe jongen. Tijdens de training lukt niet veel. Hij weet zijn technische onkunde en motorische tekortkomingen niet goed te verbergen. Er wordt om hem gelachen. Ik snap de humor niet echt en heb medelijden met hem. Ik geef hem een paar tips, maar de verwarde blik in zijn ogen zegt mij dat hij ze niet snapt. Om zaken erger te maken wordt hij gepoort en valt hij achterover. Iedereen lacht en hij lacht geforceerd mee. Hij wil helemaal niet lachen. Hij wil het liefst van het veld lopen.

Na de training hoor je weinig over tactiek, of de aankomende wedstrijd. Het meest besproken onderwerp is hij. Ik zie hem stil en teleurgesteld weglopen en loop naar hem toe. Ik vraag naar zijn naam. Hij heeft geen behoefte aan een gesprek. Na die eerste training heb ik hem nooit meer gezien en eerlijk gezegd ben ik zijn naam ook vergeten.

Voetbal is voor velen een prachtige sport. Voor deze jongen niet meer. Voor de nieuwe jongen is het hard en genadeloos geweest. Misschien dat hij het ergens anders nog een keer probeert, of een niveautje lager zijn best gaat doen. Ik betwijfel het. Mijn trainer in de A-tjes zei altijd: "Bo por stima futbol cuanto cu bo kier, pero si futbol no stimabo bek...lage bai."

"Je kan zoveel van voetbal houden als je wilt, maar als voetbal niet van jou houdt...laat het dan maar gaan."

Door Wes

Buren

Alle jaren dat ik mijn seizoenskaart bij Ajax heb, heb ik dezelfde buren gehad. Voor me zit een man van middelbare leeftijd die vroeger altijd zijn zoon bij zich had, maar tegenwoordig elke keer iemand anders. Zijn accent verraadt dat hij niet uit Amsterdam komt (“Loop’n Klaes-Jan! Loop’n!”).

Links van ons zitten een Amsterdamse vader en zoon, waarvan de vader nooit wat zegt en de zoon werkelijk altijd loopt te zeuren. Nou is er de afgelopen jaren veel te zeuren geweest, maar hij maakt het wel heel bont. Ik heb nog nooit iets positiefs uit zijn mond gehoord. Hij zingt ook nooit mee en moedigt niet aan.

Rechts naast ons zit niemand, daar is het gangpad.

Achter ons zitten mijn favoriete buren, twee grote kerels, heftruckchauffeurs. Eén van hen praat graag, heel graag. Of eigenlijk moet ik zeggen: één van hen maakt graag geluiden. Vroeger riep hij op willekeurige momenten heel hard ‘PRUTSERS’, wat vaak nog wel relevant was, of ‘COLA’, wat minder relevant was. Afgelopen zondag maakte hij zo af en toe met zijn mond wat scheetgeluiden. De andere man zegt meestal niets, behalve soms ook ‘cola’, maar wel minder hard. Volgens mij weet hij ook niet precies wat hij ermee aanmoet.

De ene man, de schreeuwer, is af en toe ook verrassend grappig. Ik moet zelf elke keer weer lachen als hij aan mensen, die tijdens de wedstrijd langs hem naar beneden lopen om naar het toilet te gaan of bier te halen, vraagt ‘of het vechten al gaat beginnen’. Hij kreeg een behoorlijk aantal mensen om hem heen aan het lachen door tijdens de laatste wedstrijd, toen Enoh plotseling voorin aan de zijkant van het veld doorbrak, te roepen: ‘wat is ie goed he, die Finidi George!’. Toen hij even later weer wat scheetgeluiden begon te maken, keek niemand op of om.

Oma

Half elf, tv aan voor Studio Sport. Op NOVA wordt verslag gedaan van de aanslagen in Mumbai. Oma zit naast mij, 90 jaar oud. Ze schudt haar hoofd. Als de correspondent is uitgesproken zap ik door naar Nederland 3, de vertrouwde tune wordt ingezet en er klinken lovende woorden over de Nederlandse competitie: spanning, strijd en veel goals.

Vier wedstrijden. We kijken er maar een, hoor, zeg ik, wetende dat oma echt nooit iets met voetbal heeft gehad. Oma leeft mee met de wedstrijd: oeh's en aah's klinken. Maar meer dan dat: de keeper die volgens analisten als een zak aardappelen naar de grond gaat, wordt door oma heel anders beoordeeld: "Dat is heel goed gedaan, keeper" zegt oma.

Naar die analisten hoef ik niet meer te luisteren. Oma zag het goed.