dinsdag 30 november 2010

Onrecht

Menno Pot beschrijft in zijn Balgevoel van afgelopen maandag hoe de trainers van Nederlandse eredivisieclubs elk tegendoelpunt als een ongelukje afdoen: "Trainers beoordelen vrijwel elk doelpunt dat hun ploeg tegen krijgt als onnodig. Dat maakt automatisch elk puntenverlies onnodig, of ongelukkig, of zelfs allebei." Het is een rake column. De reacties van trainers komen, zeker bij herhaling, inderdaad wat onrealistisch over. Toch is het gevoel wel erg herkenbaar.

In het amateurvoetbal voelt elk tegendoelpunt alsof de edele voetbalsport zojuist met grof geweld is onteerd. Dit hangt samen met het feit dat het ontzettend veel werk is om zélf een doelpunt te maken; zo voelt het althans. Ik bedoel niet dat het voor een speler veel werk is, daar weet ik te weinig vanaf (1 doelpunt in carrière), ik bedoel voor een team. Mijn team moet aanval na aanval opzetten, en na lang proberen wordt er een keer een kans geproduceerd, en bij een bepaald aantal kansen maken we dan een keer een doelpunt. Een hoop werk.

De tegenstander heeft hier geen last van. Of ze veel of weinig kansen krijgen maakt niet uit; tegendoelpunten voelen alsof ze uit de lucht komen vallen, alsof ze eigenlijk afgekeurd hadden moeten worden, alsof ons op de één of andere manier onrecht wordt aangedaan. Dat de buitenwereld dit onrecht niet wil zien maakt het extra erg. De tegengoals voelen als verraad van de voetbalgoden, als een onvoorstelbaar en nooit meer te herhalen staaltje geluk van de tegenstanders.

Je beseft dan plotseling dat deze wedstrijd wellicht niet de feel-good-film is die elke wedstrijd eigenlijk zou moeten zijn, dat de All-Stars deze keer misschien niet gaan winnen. Maar bovenal voel je dat wij nu wéér helemaal van voren af aan moeten beginnen met het construeren van een doelpunt voor onszelf, terwijl dat van de tegenstander hen zo plotseling en per abuis in de schoot is geworpen.

Bij ons amateurs is elk tegendoelpunt niet alleen onnodig en ongelukkig, maar daarnaast ook nog buitengewoon oneerlijk en onrechtvaardig. Zo beschouwd zijn die trainers eigenlijk nog de redelijkheid zelve.

El Clásico

Maandag 29 november was het de dag van El Clásico, een begrip in het Spaanse, herstel: Europese, herstel: mondiale voetbal. De strijd tussen Barcelona en Real Madrid. De wedstrijd is tien maal belangrijker en groter dan De Klassieker, The Northwest Derby (Manchester United en Liverpool) of de stadsderby van Milaan. Trainers en spelers van Real en Barca vuren weken voor het duel woorden op elkaar af en de dag van de wedstrijd stijgt de spanning tot grote hoogte. Zo ook gisteren.

Doordat Real Madrid afgelopen weken goed tot geweldig voetbal had gespeeld leek El Clasico dit jaar een hevige strijd te gaan worden. Vorige week nog hielpen de Koninklijke de trots van Amsterdam naar de vernieling in de Champions League en het weekend voor de show in de ArenA liet Madrid in het eigen Bernabeu het net vijf keer trillen in het competitieduel met Athletico Bilbao.

Maar Barcelona voert al twee jaar de boventoon. En niet met voetbal, nee met ware kunst. Zo ook maandagavond in Camp Nou. 98.255 toeschouwers lieten zich niet tegenhouden door de kou en het gure weer dat niet alleen Nederland had getroffen. Zij kwamen en zagen het elftal van Guardiola kunst creëren.

Voetbal is soms een spel waar elf tegen elf proberen een doelpunt te maken. Maar gister gebeurde er iets heel anders in Camp Nou. Barcelona speelde met Real Madrid, vernederde Real Madrid en toonde Real Madrid voetbal dat tot kunst is verheven. Vijf maal was het raak, maar die doelpunten waren niet belangrijk. Het ging om dat oogstrelende spel. (samenvatting)

Gister was het Fútbol Club Barcelona dat een meesterwerk produceerde. Belangrijkste architect was niet Barca-trainer Josep Guardiola, maar aanvaller Lionel Messi. Hij voegde zich gister in een rijtje illustere voorgangers: Van Gogh, Da Vinci, Picasso, Monet. En Messi.

Door Ruud Pijper

maandag 29 november 2010

Anderlecht (deel 2)



Anderlecht (deel 1)

Vanuit de stad je club bezoeken heeft wat. De metro pakken naar de wijk en daar vanuit alle hoeken andere fans zien komen. En wij waren op weg naar onze club. Bij het kopen van acht kaarten voor achter het doel was RSC Anderlecht dat geworden – onze club.

Zo moeilijk is het niet, een club adopteren. We deden het eerder in Londen met QPR, en nu was het in Brussel Anderlecht geworden.

Paars-Wit (nummer twee) speelde tegen Charleroi, de hekkensluiter, ook bekend als ‘De Zebra’s’. In de krant lazen we eerder dat het een mooie avond voor ons kon worden: nummer drie AA Gent had vrijdagavond gewonnen van lijstaanvoerder Racing Genk. Bij winst zou RSCA dus de eerste plek overnemen. Dat moest goed komen.

Ook lazen we in de krant dat Anderlecht-supporters boos zijn over de hoge parkeertarieven in de wijk rond het stadion. “Schandalig”, kopt de krant. En ook wij – Anderlecht-supporters – waren natuurlijk boos. Moesten we weer met de metro komen. In de kroeg, of naast een medesupporter in het café, moesten we het er maar eens over hebben, dat parkeerplan dat ons de mogelijkheid ontnam om in de straten van Anderlecht te parkeren.

Voor het Constant Vanden Stockstadion – midden in een oude woonwijk – stonden genoeg kramen om de voorbeschouwing genoeglijk door te komen: er was worst, er waren frieten, en er was bier, dat gekocht kon worden aan een rij tafels die voor de bar opgesteld waren. Men verwachtte veel mensen.

Uiteraard moesten we wedden. Toen we onze voorkeur doorgaven – winst met twee doelpunten verschil – vroeg een andere supporter verbaasd of we echt alleen hierop zouden inzetten. Met €80,- inzet zouden we slechts €100,- winnen. Tja. Niet veel, maar wat moesten we anders? “Ah,” zei hij, “jullie zijn Hollanders, ik snap het al.”

Rondom het stadion lag een klein parkje dat vol gezeken werd. We mochten immers niet tegen de muren plassen. Wij hielden ons aan de regels. Met paarswitte sjaal en muts toogden we naar de ingang. Het moment waarop je het gras ziet als je een stadion binnenkomt is prachtig. Zelfs in de Arena, hoe vertrouwd ook, geeft dat altijd even een schokje.

Het was al goed druk. Achter het doel was het dringen. Aan de overkant gingen vlaggen de lucht in, boven ons werden ritmes ingezet op grote trommels. We stonden weliswaar achteraan, moesten op onze tenen staan of in de hekken hangen om de wedstrijd te kunnen volgen, maar we waren bij Anderlecht.

Er wordt veel gezwegen om ons heen, want we komen 1-0 achter. Het is koud. Gelukkig weet Anderlecht de wedstrijd met enige moeite naar zich toe te trekken, mede doordat Charleroi twee rode kaarten pakt. Bij de 3-1 juichen we uitbundig. Ons geld is veiliggesteld. En wij staan bovenaan. (verslag)

Na de wedstrijd eten we nog een frietje. Het zout bijt op schrale lippen. Als we ons, terug in het centrum, in een kroeg opwarmen, proosten we op RSCA. We hebben het niet over de Eredivisie. Het is zo veel leuker, als je met de hele groep voor dezelfde club bent.

vrijdag 26 november 2010

Anderlecht (deel 0)

Morgen dus naar Anderlecht, maar eens even voorbereiden. De voorpagina van de website zegt heel groot '30 keer kampioen van België'. Dus zij hebben wel die derde ster.

Het eerste nieuwsbericht bevat het volgende plaatje:


Eronder staat: RSCA roept de supporters op om respectvol om te gaan met de huizen en de eigendommen van de buurtbewoners. Wildplassen levert veel klachten op. De stank irriteert en urine tast de muren van de gebouwen aan. Daarom is het verboden. Een duidelijk verhaal. Ik vraag me af hoevaak je tegen een muur moet pissen voordat hij omvalt.

Dan naar de voorbeschouwing van de wedstrijd. Het blijkt niet best te gaan met de bezoekers: Charleroi staat voorlopig troosteloos laatste met 7 op 48. RSCA scoorde dit seizoen al 32 keer en kreeg slechts 12 doelpunten tegen. De Zebra’s scoorden zelf slechts 10 keer en kregen ook al 30 tegendoelpunten te slikken. Uitstekende bijnaam, "de Zebra's".

De aftrap van RSC Anderlecht - Charleroi zal plaatsvinden op zaterdag 27 november 2010 om 20u in het Constant Vanden Stockstadion. Ik heb wel het gevoel dat ik er klaar voor ben.

woensdag 24 november 2010

Rentree

In principe was het niet anders dan anders. Ik had alleen geen eieren in huis. Geen seks voor de wedstrijd, klein beetje zenuwachtig. Spullen klaarleggen, dan douchen, ontbijten. Eerst even de bal voelen, opwippen, hoog houden. Voelt okay.

Je denkt er wel meer over na. Je staat er bij stil. De plag onder die voetbalschoen is van toen. De voetbaltas ligt al acht maanden ongebruikt naast je kast. De tijgerbalsem altijd in het linkervakje. Het voelt vertrouwd. Die lange kousen in elkaar vouwen. Twee paar voetbalschoenen, twee schoenentasjes, één paar badslippers. Altijd hetzelfde liedje op repeat voor je weggaat.

Ik had trouwens niet verwacht dat dát het moment zou zijn dat de emotie je overmant. Ik kan ook niet zeggen of het blijdschap of angst was. Tranen bij de tijgerbalsem. Zou ook een goed boek zijn.

Straks doen alsof het niets met je doet. Koeltjes. Ander onderwerp aansnijden. De waarheid is anders. Je twijfelt. Gespannen. Zou die knie het houden?

Door: Maarten

Kaarten

Ooit verloren wij met 9-1. Dat was niet zo erg. Erger was dat bij de vijfde, zesde, zevende goal de keeper van de tegenstander er weinig zin meer in had en tegen de paal ging zitten. Met een biertje in zijn hand.

Zoiets gebeurde ook bij Ajax. Iker Casillas, keeper van Real Madrid, stond bij een 4-0 voorsprong rustig tegen de paal te leunen, te praten met een wisselspeler. Niet met een biertje in de hand, maar hij dronk wat uit een bidon.

Maar dat was niets. Veel pijnlijker was het feit dat Real al lang niet meer bezig was met de wedstrijd tegen Ajax. Xabi Alonso en Sergio Ramos pakten beide expres een tweede gele kaart, dus rood, door tijd te rekken bij een vrije trap, zodat zij de volgende wedstrijd geschorst zijn en met een schone lei aan de tweede ronde kunnen beginnen.

Trainer Jose Mourinho regisseerde dit toneelspel. Hij riep Alonso naar zich toe en met de hand voor de mond, zodat geen liplezer iets heeft aan het bestuderen van de beelden, legde hij Alonso op te treuzelen bij een vrije trap. Hij stuurde wisselspeler Dudek naar Casillas toe (bij de paal), die op zijn beurt Ramos op de hoogte stelde.

Real Madrid was bezig met maandag aanstaande, als Barcelona op het programma staat, en al lang niet meer met Ajax.

Als een vader die versuft op zijn horloge kijkt, terwijl zijn kinderen nog een keer willen proberen het parcours in de speeltuin af te leggen.

maandag 22 november 2010

Binnenzak

Ik vind het jammer dat er in Nederland niet met witte zakdoekjes wordt gezwaaid. Niet omdat ik zelf graag met een wit zakdoekje zou gaan staan wapperen, maar omdat dit verschijnsel een dimensie heeft die een simpel ‘trainer, rot op’-spreekkoor niet heeft. Namelijk dat je op een gegeven moment moet besluiten om, voor je naar het stadion gaat, een wit zakdoekje in je zak te stoppen.

Ik neem tenminste niet aan dat elke Spanjaard er standaard één bij zich heeft. Het zou vrij ondankbaar zijn als de supporters van, bijvoorbeeld, het huidige Barcelona, momenteel slechts één greep in de binnenzak verwijderd zouden zijn van het naar huis sturen van trainer Guardiola. Bovendien ben je met dat mooie weer natuurlijk veel minder vaak verkouden.

Nee, liever zie ik het voor me dat, na een onverdraagbare reeks nederlagen, een zoon ziet dat zijn vader met een zucht een zakdoek in zijn jaszak steekt, voor zij samen naar het stadion lopen. Misschien had mijn vader dat ook wel gedaan, voor we zaterdag naar de Arena gingen. De zakdoek had dan nog, voorlopig, in zijn binnenzak kunnen blijven.

zondag 21 november 2010

Zien

Ik ben wat laat, maar haast me niet. Ik wil de hele zondagochtend zien.

De buurman die de deur uitstapt om zijn hond uit te laten; de hardlopers op de stoepen; de kerkgangers die even omlopen na de dienst; de renner die over het viaduct vliegt; de auto's vol families en gezinnen; het stel dat naar het station sjeest voor een museumbezoek elders; de hobbyfotograaf, de oma die kijkt hoe haar man de stoep schoon veegt.

Als ik op een smal paadje rijd, met riet en sloot aan beide zijden, stuit ik op vier wandelaars, in tweetallen achter elkaar, vrouwen voorop, mannen daarachter. Ik zeg rustig: "Pardon" - mijn bel doet het niet. De mannen stappen aan de kant, maar de vrouwen horen mij niet, ook niet bij herhaling. Dat ze niet opzij gaan irriteert de mannen, dat ze mij niet horen maar op hun kop krijgen van de mannen, irriteert de vrouwen.

De laatste man tegen zijn vrouw: "Aan de kant, dove kwartel, hoor je dat dan niet?!"
De vrouw tegen mij: "Je kan toch ook wel bellen, joh?!"

Ik zeg niks. Ik ga naar de voetbal, om echt de hele zondagochtend te zien.

donderdag 18 november 2010

Goals

Op de website van de FIFA kun je stemmen voor de Puskás Award, de prijs voor de mooiste goal van het jaar. Inmiddels zijn er campagnes opgestart om Giovanni van Bronckhorst te laten winnen, maar ik vind die van Matthew Burrows het mooist, uit de Noord-Ierse competitie. Sowieso vind ik het mooi dat er goals uit obscure competities zijn genomineerd, en het zet ook aan het denken: welk een oneindige hoeveelheid wondergoals zijn er al gemaakt die niet op camera staan? Hoeveel procent van de wereldwijde wedstrijden wordt uberhaupt gefilmd? Als het 0,1% is zou ik het al veel vinden. Nou lopen de beste voetballers natuurlijk het grootste risico om de mooiste doelpunten te maken, maar toch, voetbal is ook wel weer zo democratisch dat ook op de laagste niveau's met enige regelmaat wonderen gebeuren. Zo speelde ik eens in een studenten-zaalvoetbal-competitie, waar iemand er in slaagde om, terwijl hij op de keeper afrende, zo'n - hoe heet dat eigenlijk? - opwippertje over zichzelf en de keeper heen te maken (zoals in dit filmpje dus, maar dan over de keeper). Dat heb ik op TV dus nog nooit gezien. Voetballers van Nederland, wat is de mooiste goal die jullie ooit op het amateurveld zagen?

dinsdag 16 november 2010

Team

Oke, één zin over Ajax. Dan is het genoeg geweest.

Na het verlies tegen AZ zei Ajax-aanvoerder Luis Suarez dat de spelers van Ajax niet voor elkaar door het vuur gaan: "We zijn geen team."

Zo, dat was Ajax. Nu FC Twente.

Is dat een team? Ik merk regelmatig dat Ajacieden moe worden van het gedweep met FC Twente. Iedereen vindt de Tukkers sympathiek. Ze spelen leuk voetbal. Zijn nuchter en realistisch, geen kapsones.

Tja. Daar zit wat in.

Dat Twente een team is zagen we dan in ieder geval zaterdagavond. Twente verloor in de laatste minuut na een te korte terugspeelbal van de jonge linksback Leugers. Hij speelt pas een paar wedstrijden voor Twente - en verdienstelijk. Tot die terugspeelbal. Te kort. Erger dan een eigen doelpunt is zien dat jouw pass traag over het veld rolt en te kort is.

Leugers viel op de grond en leek ontroostbaar. Twente verloor door zijn fout. Maar daar kwam Theo Janssen. Hij sloeg een arm om zijn pupil. Leugers verdronk in de getatoeëerde armen van Theo. Als een kind dat huilt op moeders borst. (video, vanaf 8.42)

zaterdag 13 november 2010

Buitenspelers (deel II)

Ajax dreigt weer eens flink achterop te raken in de titelrace en dus laaide de kritiek de afgelopen week flink op. De verdediging, de scouting en de opleiding waren al eerder nadrukkelijk het haasje, en nu was het de beurt aan de buitenspelers. Of eigenlijk het gebrek daar aan. Voor de duidelijkheid: het gaat dan om de klassieke buitenspelers. De spelers met krijt aan de schoenen. Want spelers met een actie, die heeft Ajax voorin genoeg.


Ik merk dat ik mij het meest kan vinden in de kritiek van Marc Overmars. Er wordt te kritisch naar (buiten)spelers gekeken. Een goed voorbeeld is er eentje uit eigen ervaring. Ik betrapte mezelf er namelijk op tijdens Ajax A1 - De Graafschap A1, een wedstrijd die een aantal weken geleden op De Toekomst werd gespeeld. Mijn blik viel in eerste instantie op de snelle en atletische rechtsbuiten Jody Lukoki.

Na twintig minuten zonder geslaagde actie gingen de eerste twijfels door mijn hoofd. 'Hij is blind' of 'hij weet niet wanneer hij de actie moet inzetten'. Ik bleef op hem letten, maar dan alvast extra kritisch. De kentering kwam pas na een aantal geslaagde acties. Ik zag de bluf en het zelfvertrouwen terug die hoort bij een speler met zijn fysieke en technische kwaliteiten. Ajax verloor de wedstrijd met 2-5, maar Lukoki moest toch zeker ook positief beoordeeld worden.

Hoe goed en klassiek moet een buitenspeler nu werkelijk zijn? Gaat Cristiano Ronaldo nooit uit stand een kansloze actie aan? Slaat Lionel Messi nooit een medespeler over om voor eigen succes te gaan? Trekt Arjen Robben niet het liefst vanaf rechts naar binnen, zodat hij bij z'n linker been uit kan komen? Natuurlijk wel. Deze wereldsterren hebben ook hun gebreken. De vraag is: Als zij het al hebben, hoe konden de verantwoordelijken bij Ajax het Jeremain Lens, Nordin Amrabat, Eljero Elia (allen eigen opleiding), Nacer Chadli of Dries Mertens (scouting) dan kwalijk nemen?

Zag men dan daadwerkelijk alleen de mindere kant van hun spel? Waren het slechts te luie of te kleine spelers met een gebrek aan overzicht of een goede voorzet, in plaats van spelers met lef, een duidelijke functie en een positieve impuls voor het elftal? Nog los van wat je van bovenstaande spelers vindt, denk ik dat ze alle vijf iets aan het huidige Ajax zouden toevoegen. Simpelweg vanwege de positie waaraan zij invulling zouden geven.

In essentie gaat het hele debat volgens mij over de functie van de buitenspeler. Een buitenspeler kan een slechte dag hebben, waarbij slechts twee van de tien acties lukken. Hij kan zijn tegenstander tien keer passeren, maar slechts één goede voorzet afleveren. Maar hij staat er. Hij houdt het veld breed. Hij zorgt voor diepgang op de vleugel. Hij zorgt er voor dat de back constant rugdekking nodig heeft. Dat de verdediging uit elkaar getrokken wordt. Dat het minder makkelijk is voor de tegenstander om de eigen zestien vol te gooien en iedere combinatie over de grond onmogelijk te maken. Dat de back wel twee keer nadenkt voordat hij opkomt, en hij er na zeventig minuten doorheen zit.

Een goede buitenspeler heeft zowel bij balbezit als bij balbezit van de tegenstander een belangrijke taak binnen het elftal. Daar gaat het volgens mij om. Met Luis Suarez en Urby Emanuelson op de flanken heeft Ajax geen spelers die de tegenstander uit elkaar trekken. En zo kon het gebeuren dat de verdediging van ADO Den Haag een hele middag de meeste aanvallen simpel kon pareren.

Uiteindelijk heeft het leeuwendeel van de fanatieke voetbalkijkers een haat-liefdeverhouding met de buitenspeler. De buitenspeler is, zeker in zijn jonge jaren, vaak flegmatiek of wispelturig. Jeremain Lens heeft er heel lang over gedaan om serieus in aanmerking te komen voor een basisplek bij AZ, maar toen het eenmaal ging lopen kwam hij bij het Nederlands elftal en werd hij overgenomen door PSV. Eljero Elia gaf de technische staf van ADO Den Haag weinig reden om hem op te stellen, maar kreeg het vertrouwen van FC Twente, waarna er een lichtje ging branden en hij het ook tot Oranje schopte en bovendien een buitenlandse transfer maakte.

In mijn ogen zijn spelers met zulk puur talent het waard om tijd en moeite in te steken. Talentvolle buitenspelers zijn geen jongens die je op hun zeventiende wegstuurt uit de jeugdopleiding of na een aantal slechte wedstrijden af scout. Het zijn spelers waar je geduld mee moet hebben en die je speeltijd moet gunnen. Thuiswedstrijden tegen Willem II of Veendam zijn daar voor een jong talent de ideale mogelijkheid voor. Martin Jol bracht tegen Veendam echter Mido, André Ooijer en Teemu Tainio als invallers in het veld. Voor een talentvolle, authentieke buitenspeler als Florian Jozefzoon kan de situatie onder Jol met een zak van tien miljoen euro dus alleen maar verslechteren.

Door De Scout

donderdag 11 november 2010

Buitenspelers

En zo gaat het iedere keer. Eind van het jaar mist Ajax de boot (Vincent zei dit weekend al dat zolang de herfst bestaat, Ajax geen kampioen kan worden) en na tegenvallende resultaten laait de discussie op. Waar eerst Ajax’ verdediging het moest ontgelden, zijn het nu de buitenspelers.

“Waar zijn de jongens met krijt aan de schoenen?” “Waar is het klassieke Ajax-systeem, 4-3-3?”

Nog voor Ajax van ADO verloor vertelde John van den Brom, oud-Ajacied en huidig hoofdcoach van ADO, dat hij Chadli (iedere week succesvol bij FC Twente) en Mertens (held van FC Utrecht en reeds international) verschillende malen bij Ajax aanbood. Hij werkte met de twee vleugelaanvallers bij AGOVV. Maar Ajax zei nee.

Logisch, want zelfs Sulejmani, gekocht voor een slordige 16 miljoen, is niet goed genoeg voor Ajax-coach Martin Jol. (Zie ook stuk van Willem Vissers in de Volkskrant)

Iwan Tol sprak met de beste buitenspelers uit het Ajax-verleden: Sjaak Swart en Marc Overmars. Zijn ze er nog, anno 2010, die buitenspelers? Of zit het probleem dieper? (Zie stuk van Iwan Tol in De Pers)

Morgen op Voetwerk de mening van De Scout

maandag 8 november 2010

Bos

Ik lig nog in bed te doezelen als ik hoor dat de wedstrijd is afgelast.

Zucht.

'Ik kan wel janken', lees ik op de mail. Er worden verwoede pogingen gedaan om de dag te redden: het programma van de Eredivisie komt voorbij en ik lees over Liverpool-Chelsea in de pub.

Gelukkig kan ík met de familie mee naar het bos. Ook leuk. Aldaar leg ik met een pakkende vergelijking (bij een ieder een ander) onwetenden nog even uit hoe naar dat gevoel van een afgelaste wedstrijd is. Op zondag kun je het voetbal niet loslaten.

Dus maakt mijn hart een sprongetje als midden in het bos een veldje, bez
aaid met de herfst, opduikt. Bomen vormen de lijnen. Twee doelen, van echt houtwerk.

Even niet

Even dacht ik dat ik het voetbal maar tijdelijk voor gezien moest houden. Ik woon in Brussel, dus om de wedstrijden van mijn club te zien ben ik aangewezen op kroegen (voor de Champions League) en internetstreams (voor de Eredivisie). Dit is niet altijd een onverdeeld genoegen, en na Auxerre-uit had ik al weinig trek in het op een bibberig streampje op mijn laptop kijken naar ADO-thuis.

Lang verhaal kort, na de wedstrijd was mijn humeur danig verslechterd en zat ik met de rest van de dag open, want ik had weinig zin om naar de concurrentie in de Eredivisie te kijken. Even geen voetbal meer.

Helemaal viel er echter niet aan te ontkomen, aangezien er voor vandaag nog een tochtje naar het Constant Vanden Stock-stadion op het programma stond, om kaarten te halen voor de wedstrijd, sorry, match RSCA - Charleroi van 27 november. Ik nam de metro naar de verpauperde wijk Anderlecht, want daar hebben we het natuurlijk over, en liep achter wat stewards aan richting stadion. Het stadion staat middenin een woonwijk, en aangezien vanavond de topper tegen Club Brugge werd gespeeld, was er veel volk in paars-witte sjaals op de been. Voor elf euro per stuk kocht ik staanplaatsen achter het doel, en voor ik het wist had ik enorm veel zin om naar het voetballen te gaan. Het slechte humeur was verdwenen, het was Ajax geweest dat me zo in mineur had gebracht. Misschien moest ik maar wat minder met m'n eigen club bezig zijn de komende tijd. Even voor Anderlecht, dus.

Om mijn nieuwgevonden clubliefde te ondersteunen liep ik naar een kraam met supportersparafernalia. Even keek ik rond, maar uiteindelijk kwam er maar één artikel in aanmerking:

vrijdag 5 november 2010

Media (deel II)

Eerder schreven we over hoe makkelijk voetballers praten als je een microfoon voor hun mond houdt. Dat wil zeggen, hoe makkelijk ze over ieder onderwerp in voetbaltaal antwoorden. Toen was het Urby Emanuelson die zijn haar had geknipt. Maar nu dit.

Vier spelers van Heracles Almelo hebben een zware training gehad, lopen de kleedkamer in, kleden zich uit, douchen en drogen zich af.

Niets vreemds, zou je zeggen.

Maar dan staat Glynor Plet, een boomlange spits, met enkel een witte handdoek om zijn middel met een microfoon voor de mond.

“Wat hebben jullie gedaan?”, wordt hem gevraagd. “We hebben net de NIVEA-handdoek getest.” “Hoe beviel het?” “Ja, goed, grote handdoek, droogt lekker af.”

Mark Looms doet ook een duit in het zakje: “Alles moet goed geregeld zijn, en ook een handdoek.”

Of Remko Pasveer: “Je voelt dat het goed zit.”

Ineens begrijp je waarom Heracles Almelo dit jaar zulk heerlijk voetbal speelt. (video)

maandag 1 november 2010

MMO-uit

Zondag was het weer zover: de uitwedstrijd die altijd leuk is. Een garantie voor een goeie pot, aardige tegenstander, maar bovenal een cultclub met unieke figuren op en buiten het veld: MMO-uit.

Met Moeite Opgericht is een club in het Zuid-Hollandse Hoogmade. Wanneer de oprichting plaatsvond en waarom het zoveel moeite kostte heb ik helaas niet kunnen achterhalen. MMO heeft een mooi Hollands complex met twee velden van echt gras, een kantine en een grote molen naast de deur. Een rij bomen omlijnt de velden, daarachter aan alle kanten de sloot en het weiland.

Door de jaren heen hebben we hier unieke tegenstanders gezien, waaronder Sjef, de Turkse bakker-met-grote-snor en architect op het middenveld, die de lijnen uitzette zonder de middencirkel meer dan een keer of drie per wedstrijd te verlaten. Zijn cultstatus had hij niet in de minste plaats te danken aan het gegeven dat hij elke bal, die op een hoogte van meer dan pakweg een halve meter op hem afkwam, op zijn borst aannam.

Ook was er een aantal jaren achtereen opponent Loek, een magere spijker van twee meter twintig, met een enorme blonde haardos die waarschijnlijk zijn hele leven nog niet is geknipt. Vorig jaar had hij op het veld een epileptische aanval, maar nu loopt hij weer rustig op de club rond.

Dit keer is de kleurrijkste figuur niet één van de elf in het shirt van MMO, maar de clubscheidsrechter van dienst. Bij de aftrap kondigt hij al aan volstrekt geen tegenspraak te dulden. Mijn tegenstander meldt dat hij vorige week de wedstrijd na tien minuten om onduidelijke redenen heeft gestaakt. Extreem voorzichtig zijn lijkt het devies. Het eerste halfuur komen we goed door, het is een rustige wedstrijd die we makkelijk gaan winnen. De scheids is inderdaad absurd streng, maar het lukt iedereen zijn grillen te accepteren. Bijkomend probleem blijkt echter dat de scheids de middencirkel nauwelijks verlaat, en niet geneigd is uit de weg te gaan als een duel zijn richting op beweegt.

Tegen het einde van de eerste helft gebeurt het onvermijdelijke. Tijdens een gevecht om de bal loop één van onze spelers tegen de scheids op, hard. Zwijgend stort hij neer, en blijft roerloos liggen, kaarsrecht op zijn rug op het natte veld, met zijn armen langs zijn lichaam. "Nee hè, nu doet ie weer of ie wat heeft", zegt een tegenstander. De enige toeschouwer, een enorme vrouw die de tegenstander af en toe aanwijzingen toeschreeuwt, komt onder luidkeels gelach het veld inwandelen. De scheids ligt nog steeds doodstil op de grond, met wat spelers van beide teams om hem heen verzameld.

Nadat er voor mijn gevoel een eeuwigheid is verstreken, niemand iets noemenswaardigs heeft ondernomen, en ik begin te bedenken hoe we aan het thuisfront moeten vertellen dat we, nou ja, de scheids hebben doodgemaakt, staat hij op, en voor ik het weet blaast hij op zijn fluitje alsof er niks is gebeurd. "Ja, dat doet ie wel vaker", zegt mijn tegenstander. Juist.

Als de bal weer rolt besef ik dat het moment van de wedstrijd voorbij is. Nu is het nog even door, theedrinken, ballen, handjes schudden, omkleden, een broodje bal en naar huis. MMO, tot volgend jaar.