maandag 29 november 2010

Anderlecht (deel 1)

Vanuit de stad je club bezoeken heeft wat. De metro pakken naar de wijk en daar vanuit alle hoeken andere fans zien komen. En wij waren op weg naar onze club. Bij het kopen van acht kaarten voor achter het doel was RSC Anderlecht dat geworden – onze club.

Zo moeilijk is het niet, een club adopteren. We deden het eerder in Londen met QPR, en nu was het in Brussel Anderlecht geworden.

Paars-Wit (nummer twee) speelde tegen Charleroi, de hekkensluiter, ook bekend als ‘De Zebra’s’. In de krant lazen we eerder dat het een mooie avond voor ons kon worden: nummer drie AA Gent had vrijdagavond gewonnen van lijstaanvoerder Racing Genk. Bij winst zou RSCA dus de eerste plek overnemen. Dat moest goed komen.

Ook lazen we in de krant dat Anderlecht-supporters boos zijn over de hoge parkeertarieven in de wijk rond het stadion. “Schandalig”, kopt de krant. En ook wij – Anderlecht-supporters – waren natuurlijk boos. Moesten we weer met de metro komen. In de kroeg, of naast een medesupporter in het café, moesten we het er maar eens over hebben, dat parkeerplan dat ons de mogelijkheid ontnam om in de straten van Anderlecht te parkeren.

Voor het Constant Vanden Stockstadion – midden in een oude woonwijk – stonden genoeg kramen om de voorbeschouwing genoeglijk door te komen: er was worst, er waren frieten, en er was bier, dat gekocht kon worden aan een rij tafels die voor de bar opgesteld waren. Men verwachtte veel mensen.

Uiteraard moesten we wedden. Toen we onze voorkeur doorgaven – winst met twee doelpunten verschil – vroeg een andere supporter verbaasd of we echt alleen hierop zouden inzetten. Met €80,- inzet zouden we slechts €100,- winnen. Tja. Niet veel, maar wat moesten we anders? “Ah,” zei hij, “jullie zijn Hollanders, ik snap het al.”

Rondom het stadion lag een klein parkje dat vol gezeken werd. We mochten immers niet tegen de muren plassen. Wij hielden ons aan de regels. Met paarswitte sjaal en muts toogden we naar de ingang. Het moment waarop je het gras ziet als je een stadion binnenkomt is prachtig. Zelfs in de Arena, hoe vertrouwd ook, geeft dat altijd even een schokje.

Het was al goed druk. Achter het doel was het dringen. Aan de overkant gingen vlaggen de lucht in, boven ons werden ritmes ingezet op grote trommels. We stonden weliswaar achteraan, moesten op onze tenen staan of in de hekken hangen om de wedstrijd te kunnen volgen, maar we waren bij Anderlecht.

Er wordt veel gezwegen om ons heen, want we komen 1-0 achter. Het is koud. Gelukkig weet Anderlecht de wedstrijd met enige moeite naar zich toe te trekken, mede doordat Charleroi twee rode kaarten pakt. Bij de 3-1 juichen we uitbundig. Ons geld is veiliggesteld. En wij staan bovenaan. (verslag)

Na de wedstrijd eten we nog een frietje. Het zout bijt op schrale lippen. Als we ons, terug in het centrum, in een kroeg opwarmen, proosten we op RSCA. We hebben het niet over de Eredivisie. Het is zo veel leuker, als je met de hele groep voor dezelfde club bent.

3 opmerkingen:

Sytske zei

Toogden???

Vincent zei

Mag ook, als je een Zuid-Nederlander bent:

togen
1 ` to - gen verl tijd meerv van tijgen en tiegen 2 ` to - gen (toogde, h. getoogd) Zuid-Nederlands zich op weg begeven (naar); trekken, gaan (naar): we toogden naar de stembus '

Sytske zei

Hm, vooruit. Grensgevalletje hoor... En het klinkt raar.