vrijdag 16 september 2011

Eurocrisis

Omdat we een jaar eerder in Londen bij een wedstrijd van QPR hadden gegokt, moest dat nu ook. Bij een wedstrijd van Anderlecht tegen Charleroi, tijdens een weekendje Brussel.

De thuisbasis van Anderlecht – het Constant Vandenstock stadion – lag in een oude volkswijk. Bij de oude huisjes mocht niet geplast worden. De club was zelfs begonnen met een heuse campagne om de buurt van de ondergang te redden - urine tast de muren aan. Toch stond overal wel iemand tegen een oud huisje te zeiken.

Op de hoek vonden we een klein gokkantoortje. Met ons achten bezetten we bijna de gehele ruimte. We deden er lang over te beslissen wat we zouden spelen. Niet alleen omdat acht meningen doorgenomen moesten worden (“Charleroi kan er niets van, joh”, “2-0, meer niet” – alsof we ieder weekend de Belgische competitie opslokten) maar ook wel door dat verdomde Frans. Wij zijn van een generatie waar voor een conversatie met andere woorden dan 'brood' en 'bier' al snel naar google.translate gegrepen wordt.

We waren er uit. Eén van ons (vol goede moed) stond in de rij om onze inzet door te geven, tot een local (eigenlijk ook: 'één van ons', want: een medesupporter) doorkreeg wat wij nu eigenlijk van plan waren.

“Jullie zetten x in? Met acht man?”, zei hij in keurig Vlaams.

Wij, weifelend: “Uhm. Ja…?”

“Maar dan krijg je niks hè, voor je inzet.”

We rekenden snel. Nou, niks. Toch al snel een paar euro, voor iedere ingezette euro. Een paar gratis bier in het dranklokaal. Maar we waren overduidelijk niet meer in Nederland. Hier gold een andere mentaliteit. Gokken met die euro’s! Hoppakee!

“Uuhm, ja. Maar we zijn studenten, zoveel geld hebben we niet”, zeiden we lachend.

Na de wedstrijd, toen we onze winst wilden ophalen, was het kantoortje dicht.

Geen opmerkingen: