zaterdag 30 oktober 2010

Het boekje

Met twee teamgenoten train ik dit jaar een jeugdteam. Tien-, elfjarige jochies op woensdagmiddag. Op zaterdagen neemt een vader de honneurs waar – ze spelen vaak vroeg. Laatst speelden ze een wedstrijd net na het middaguur, en thuis, dus ik besloot te kijken zodat we woensdag ‘gericht konden trainen’ en we het praatje voor de training konden openen met: “Wat ging er goed zaterdag, en wat ging er minder?”

Thuis had ik een pen en boekje gepakt. Maar wat moest ik opschrijven? Een geheel nieuwe ervaring: langs de kant staan met de handen in de zakken – of als je achter staat met de armen over elkaar – en af en toe wat noteren.


De wedstrijd was nog niet begonnen of we stonden 1-0 achter – tegen een meisjesteam. Ik miste de aanleiding van het doelpunt doordat ik geïntrigeerd stond te kijken naar de ouders waarmee ik deze wedstrijd bekeek.


De jongens speelden niet goed, dat zag ik ook. De leider langs de kant stond druk te gebaren en gaf in de rust (nog altijd 1-0 achter) een donderspeech. Ik wenste de jongens veel succes.


In de tweede helft kwamen we na veel kansen eindelijk op 1-1. Ik had nog niks opgeschreven en keek geconcentreerd verder. Tot ik opschrikte van “meneer, meneer, meneer”. Een klein jongetje stond naast me, ouder dan vier was ‘ie niet. Een bal lag voor zijn voeten. “Zullen we overspelen?”


Ik tikte een balletje een paar keer over en stelde hem toen teleur. Ik was trainer, moest analyseren. En wat opschrijven.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Ik merk het al; een baan als scout zit er niet in.

Sjaak zei

Nee niet echt nee: "Ik miste de aanleiding van het doelpunt doordat ik geïntrigeerd stond te kijken naar de ouders waarmee ik deze wedstrijd bekeek."